ECLI:NL:CRVB:2011:BR5894
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 augustus 2011 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E. Wolter, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 12 maart 2009, waarin zijn WAO-uitkering met ingang van 27 januari 2009 werd ingetrokken. Het Uwv baseerde deze beslissing op de resultaten van een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, waaruit bleek dat appellant niet meer arbeidsongeschikt was.
De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat het Uwv zijn besluit op deugdelijke wijze heeft onderbouwd en dat de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige geen inconsistenties vertoonden. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de medische beoordeling niet juist is en dat hij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Hij heeft ook gewezen op informatie van zijn behandelaar, J. Cheddani, maar de Raad oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat relevante informatie niet is betrokken in het onderzoek.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant geen doel treft. De Raad concludeert dat de medische beoordeling zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de in de functies voorkomende belastingen de mogelijkheden van appellant niet overschrijden. De Raad wijst erop dat appellant niet heeft onderbouwd dat de rapportages niet aan de vereisten voldoen, en dat zijn eigen opvattingen over zijn gezondheidssituatie onvoldoende zijn om de medische beoordeling te weerleggen. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.