ECLI:NL:CRVB:2011:BR5884
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake studiefinanciering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2011, waarin het bezwaar van appellante tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werd behandeld. De Minister had op 23 december 2009 het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar zich richtte tegen een bericht dat volgens de Minister geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, het besluit van de Minister vernietigd en het bezwaar alsnog ongegrond verklaard, met bijkomende beslissingen over proceskosten en griffierecht.
In hoger beroep heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B.B.A. Willering, gronden aangevoerd die eerder door de rechtbank zijn besproken. De Minister heeft gereageerd met een verweerschrift. Tijdens de zitting op 15 juli 2011 was appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, terwijl de Minister werd vertegenwoordigd door mr. P.E. Merema. De Raad voor de Rechtspraak heeft de gronden van appellante opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank de argumenten op juiste wijze heeft besproken en gemotiveerd.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellante geen doel treft. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Venneman, en is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2011.