ECLI:NL:CRVB:2011:BR5722
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de indicatie voor zorgzwaartepakket GGZ04 in hoger beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 17 september 2010 haar beroep tegen een besluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ongegrond verklaarde. Het CIZ had op 9 juni 2008 besloten om appellante te indiceren voor zorg in natura, specifiek voor het zorgzwaartepakket GGZ04, op basis van een aanvraag die appellante op 31 maart 2008 had ingediend. Appellante stelde dat zij haar aanvraag had ingetrokken, omdat zij twijfels had over de juistheid van de medische informatie die door de Gelderse Roos aan het CIZ was verstrekt. Het CIZ verwierp deze claim en verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond, met de argumentatie dat zij toestemming had gegeven voor het inwinnen van medische informatie en dat zij ten tijde van de aanvraag onder een rechterlijke machtiging was opgenomen.
De rechtbank bevestigde het besluit van het CIZ en oordeelde dat er geen beroepsgronden waren die gericht waren tegen de indicatie van het zorgzwaartepakket GGZ04. Appellante ging hiertegen in hoger beroep, waarbij zij haar eerdere argumenten herhaalde. De Centrale Raad van Beroep, onder leiding van rechter H.J. de Mooij, heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er geen nieuwe aanknopingspunten waren om anders te oordelen dan de rechtbank. De Raad bevestigde dat de indicatie had geleid tot het daadwerkelijk gebruikmaken van de zorg en dat de door appellante geuite bezwaren niet voldoende waren om de eerdere besluiten te weerleggen. De Raad besloot het hoger beroep te verwerpen en de aangevallen uitspraak te bevestigen, zonder veroordeling in proceskosten.