ECLI:NL:CRVB:2011:BR5636
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor kosten van woninginrichting in de vorm van een lening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht ongegrond werd verklaard. Appellant had op 15 januari 2008 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten tot een bedrag van € 3.000,--. Het College wees deze aanvraag af bij besluit van 9 mei 2008. Na bezwaar van appellant, waarbij het verzoek om bijzondere bijstand werd beperkt tot € 2.000,--, verklaarde het College bij besluit van 8 oktober 2008 het bezwaar gegrond. Appellant ontving bijzondere bijstand om niet voor verhuiskosten en een lening voor inrichtingskosten. De lening bedroeg € 1.600,--. Appellant stelde dat het verstrekken van deze lening niet redelijk was, omdat hij hierdoor opnieuw met een lening werd geconfronteerd, wat zijn financiële situatie zou verergeren.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het College bevoegd was om de bijzondere bijstand in de vorm van een lening toe te kennen. De Raad benadrukte dat de wet voorschrijft dat bijstand in principe om niet wordt verleend, maar dat er uitzonderingen zijn, zoals in dit geval. De Raad concludeerde dat het College voldoende had voldaan aan de afstemmingsverplichting, door de aflossingsverplichting vooralsnog op nihil te stellen, zodat er geen cumulatie van aflossingsverplichtingen zou ontstaan. De Raad zag geen reden om te twijfelen aan de redelijkheid van het besluit van het College en bevestigde de aangevallen uitspraak.
De uitspraak werd gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van griffier B. Bekkers, op 23 augustus 2011. De Raad besloot geen veroordeling in de proceskosten uit te spreken.