de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg, gevestigd te Driebergen, (hierna: CIZ)
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 augustus 2009, 08/1407 AWBZ (hierna: aangevallen uitspraak)
[Belanghebbende], wonende te [woonplaats], (hierna: belanghebbende)
Datum uitspraak: 17 augustus 2011
CIZ heeft hoger beroep ingesteld.
Namens belanghebbende heeft mr. dr. M.F. Vermaat, advocaat te Amsterdam, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2011. Voor CIZ is verschenen mr. N. Benedictus, werkzaam bij CIZ. Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door haar ouders, [ouder 1] en [ouder 2], bijgestaan door mr. dr. Vermaat voornoemd.
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Belanghebbende is ernstig meervoudig lichamelijk en verstandelijk gehandicapt. In verband met haar handicaps is zij voortdurend aangewezen op verzorging en ondersteuning van derden.
1.3. Na toekenning van een indicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) daar heeft het Zorgkantoor belanghebbende op 19 juli 2004 een persoonsgebonden budget (PGB) toegekend voor de periode 1 juni 2004 tot en met 2 mei 2007.
1.4. Na aanvraag om verlenging van de toegekende indicatie heeft CIZ bij brief van 24 april 2007 belanghebbende kennis gegeven van het besluit om de indicatie over de periode van 3 mei 2007 tot 3 mei 2010 vast te stellen op klasse 3 voor ondersteunende begeleiding algemeen (OB Alg), klasse 9 voor ondersteunende begeleiding dagprogramma (OB Dag), klasse 8 voor persoonlijke verzorging (PV), klasse 2 voor verpleging en klasse 7 voor verblijf langdurig. Het Zorgkantoor heeft vervolgens een PGB toegekend. Aangezien dit PGB lager was dan het eerder toegekende PGB heeft belanghebbende bij CIZ een aanvraag gedaan om minimaal hetzelfde aantal uren zorg toe te kennen als in 2004. Hierop heeft CIZ het besluit van 11 augustus 2007 genomen. CIZ heeft bij besluit van 26 maart 2008 het bezwaar van belanghebbende tegen het besluit van 11 augustus 2007 deels gegrond verklaard.
2.1. Belanghebbende heeft tegen het besluit van 26 maart 2008 beroep ingesteld. Aangevoerd is dat de indicatie ontoereikend is voor de bekostiging van de benodigde zorg. Belanghebbende heeft haar standpunt onderbouwd met een door Indicatie & Adviesbureau Zeeman te Huizen (Zeeman) uitgevoerde contra-expertise.
2.2. Hangende de beroepsprocedure bij de rechtbank heeft verweerder op 16 juni 2009 een nieuw besluit op bezwaar genomen en het besluit van 26 maart 2008 ingetrokken. Verweerder heeft het bezwaar van belanghebbende deels gegrond verklaard en de indicatie over de periode 3 mei 2007 tot 3 mei 2012 vastgesteld op klasse 3 voor OB Alg, klasse 9 voor OB Dag, klasse 8 voor PV, klasse 0 voor Verpleging en klasse 7 voor Verblijf Langdurig. Bovendien heeft CIZ bij dit besluit de indicatie uitgebreid met 18 uren nachtzorg (PV) per week.
3.1. De rechtbank heeft vastgesteld dat CIZ met het besluit van 16 juni 2009 niet geheel tegemoet is gekomen aan het bezwaar van belanghebbende en heeft het beroep van belanghebbende aangemerkt als mede te zijn gericht tegen het besluit van 16 juni 2009.
3.2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het besluit van 26 maart 2008 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 16 juni 2009 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover in geschil en zelf in de zaak voorzien door de indicatie voor OB Alg vast te stellen op klasse 5 en aan de reeds geïndiceerde uren additionele zorg in de functie PV 4,67 uren toe te voegen. Tevens zijn bepalingen gegeven over de vergoeding van proceskosten en griffierecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende met het rapport van Zeeman de door haar gestelde zorgbehoefte gedegen en inzichtelijk heeft onderbouwd en dat verweerder de conclusies en bevindingen uit het rapport van Zeeman met de rapportage van haar medisch adviseur dr. H.M. Laane niet afdoende heeft kunnen weerleggen, met name niet omdat het rapport van dr. Laane slechts beschouwingen van algemene aard bevat en er geen onderzoek bij belanghebbende thuis heeft plaatsgevonden.
3.3. CIZ heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank niet zelf in deze zaak had mogen voorzien. Gelet op de complexiteit van de zaak had het in de rede gelegen dat de rechtbank CIZ de opdracht had gegeven een nieuw besluit op het bezwaar van belanghebbende te nemen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Op 15 mei 2008 heeft ten behoeve van de contra-expertise door Zeeman een huisbezoek plaatsgevonden bij belanghebbende. H. Zeeman-Teeuwissen, indicatieadviseur en G. Sennema, sociaal-medisch adviseur, hebben tijdens dat huisbezoek belanghebbende geobserveerd. Daarnaast is er een intakegesprek met de ouders gevoerd. Ten slotte heeft Zeeman schriftelijke informatie van de huisarts van belanghebbende ontvangen. Op basis van alle verkregen informatie heeft Zeeman de indicatie van belanghebbende overeenkomstig de AWBZ en de beleidsregels die CIZ hanteert, beoordeeld. De bevindingen en conclusies van Zeeman zijn neergelegd in een rapport van 25 augustus 2008. De Raad is van oordeel dat dit rapport gedetailleerd, goed onderbouwd en inzichtelijk is. Het oordeel van de rechtbank dat verweerder met de rapportage van haar medisch adviseur dr. Laane er niet in geslaagd is de bevindingen en conclusies uit het rapport van Zeeman afdoende te weerleggen wordt door de Raad onderschreven.
4.2.1. Voorts onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank over het innemen van de medicatie (vier maal per dag met een normtijd van 10 minuten per keer), de OB Alg (indicatie in klasse 5) en het bijhouden van het dagboek (verdisconteerd in klasse 5 OB Alg) alsmede de overwegingen waarop dat oordeel berust.
4.2.2. Wat betreft de toediening van medicijnen heeft de medisch adviseur van CIZ, dr. Laane, weliswaar gesteld dat deze - technisch gezien - in poedervorm door het eten gemengd kunnen worden ingenomen, maar hij is daarbij voorbijgegaan aan het argument van Zeeman dat het bij belanghebbende - die slikproblemen heeft en ten gevolge daarvan regelmatig proest - van belang is te weten óf de medicijnen zijn ingenomen, omdat de dosering soms wordt aangepast aan de hand van bloedspiegels. Om die reden kan volgens Zeeman de medicatie niet worden vermengd met het eten.
4.2.3. Het feit dat activiteiten als TV kijken, bezoek aan de buurtsoos en rolstoeldansen recreatieve en welzijnsaspecten betreffen die onderdeel uitmaken van de functie verblijf, kan er niet toe leiden dat deze niet in het kader van OB Alg behoeven te worden geïndiceerd.
4.2.4. Ten slotte heeft CIZ miskend dat het bijhouden van een dagboek in dit geval niet de vervanging van een zorgdossier inhoudt, maar medisch noodzakelijk bijdraagt aan de nog mogelijke communicatie met belanghebbende.
4.3. Hetgeen de Raad hiervoor heeft overwogen leidt tot de slotsom dat de rechtbank CIZ niet de mogelijkheid hoefde te bieden een nieuw besluit op bezwaar te nemen en zelf in de zaak kon voorzien zoals zij heeft gedaan.
4.4. Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet aanleiding CIZ te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
Veroordeelt CIZ tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep tot een bedrag van in totaal € 322,--.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en M. Hillen als leden, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2011.