ECLI:NL:CRVB:2011:BR5309

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6259 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding in AWBZ-zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het bezwaar van appellant tegen besluiten van het Zorgkantoor Menzis niet-ontvankelijk is verklaard wegens termijnoverschrijding. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 augustus 2011 uitspraak gedaan. Appellant had bezwaar gemaakt tegen twee besluiten van het Zorgkantoor, genomen op 17 september 2009, betreffende de vaststelling van het persoonsgebonden budget. Het bezwaar werd op 25 oktober 2009 ingediend, maar het Zorgkantoor ontving het pas op 3 november 2009, wat te laat was volgens de geldende termijnen.

De rechtbank had eerder geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de argumenten van appellant dat hij door psychische problemen en een zwervend bestaan niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank verwierp deze argumenten, omdat appellant niet met medische gegevens had onderbouwd dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Bovendien had hij wel een bezwaarschrift kunnen opstellen en contact kunnen opnemen met zijn zorgverlener binnen de bezwaartermijn.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden, maar de Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Raad was van mening dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

10/6259 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 22 september 2010, 10/1934 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellant
en
de Stichting Zorgkantoor Menzis (hierna: Zorgkantoor)
Datum uitspraak: 17 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.A. Nunnikhoven, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 13 april 2011. Partijen zijn met schriftelijke kennisgeving niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Op 17 september 2009 heeft het Zorgkantoor op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten twee primaire besluiten genomen. Het eerste besluit houdt de vaststelling van het persoonsgebonden budget over de periode van 18 augustus 2008 tot en met 31 december 2008 in; het tweede de vaststelling van het persoonsgebonden budget over de periode van 1 januari 2009 tot en met 14 augustus 2009.
1.2. Appellant heeft bij een op 25 oktober 2009 gedateerde brief, door het Zorgkantoor ontvangen op 3 november 2009, bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 17 september 2009.
1.3. Bij brief van 4 november 2009 heeft het Zorgkantoor appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Appellant heeft daarop niet gereageerd.
1.4. Bij besluit van 31 maart 2010 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding.
2. Appellant heeft in beroep aangevoerd dat in de beslissing op bezwaar staat te lezen dat het bezwaarschrift op 25 oktober 2009 is ingediend. Dit betekent in zijn visie dat tijdig bezwaar is gemaakt. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat het bezwaarschrift tijdig aan de post is aangeboden, maar dat het kennelijk enige tijd op het postagentschap is blijven liggen. Meer subsidiair heeft hij aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is omdat hij psychische problemen en relatieproblemen had en omdat hij een zwervend bestaan leidde, waardoor hij zijn belangen niet kon behartigen,
3.De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 31 maart 2010 ongegrond verklaard. Zij heeft de beroepsgrond dat tijdig bezwaar is gemaakt, omdat in het bestreden besluit overwogen wordt dat het bezwaarschrift op 25 oktober 2009 is ingediend, verworpen, omdat uit de rest van dat besluit blijkt dat daarmee bedoeld is dat het bezwaarschrift op die datum is gedateerd. De rechtbank heeft verder overwogen dat uit het poststempel blijkt dat het bezwaarschrift op 1 november 2009 ter post is bezorgd en dat dit te laat is. Het standpunt dat de zending enige tijd op het postagentschap is blijven liggen, heeft zij, nu daarvoor geen concrete aanwijzingen bestaan, verworpen. Ook het beroep op verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding heeft zij verworpen. Daartoe heeft zij overwogen dat appellant niet met medische gegevens heeft onderbouwd dat hij vanwege zijn psychische gesteldheid niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Appellant was blijkbaar wel in staat om op 25 oktober 2009 een bezwaarschrift op te stellen en ook om binnen de bezwaartermijn contact op te nemen met zijn zorgverlener BV Het Werkt. Dat deze zorgverlener heeft nagelaten om namens appellant tijdig bezwaar te maken komt volgens de rechtbank voor risico van appellant.
4. In hoger beroep zijn de in eerste aanleg aangevoerde gronden herhaald.
5. De Raad overweegt het volgende.
5.1. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat te laat bezwaar is gemaakt en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Hij verwijst naar de overwegingen van de rechtbank hierover en maakt deze tot de zijne. De Raad is, gelet hierop, van oordeel dat het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
5.2. Gelet op 5.1 slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2011.
(get.) R.M. van Male.
(get.) P.J.M. Crombach.
HD