ECLI:NL:CRVB:2011:BR4965
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.J. van der Torn
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank inzake aanvraag vrijwillige ouderdomsverzekering AOW
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die in Oostenrijk woont, tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2010. De rechtbank had het beroep van appellant tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit was genomen naar aanleiding van de aanvraag van appellant voor deelname aan een vrijwillige ouderdomsverzekering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw). De Svb had de aanvraag geweigerd omdat appellant deze niet binnen de wettelijke aanmeldingstermijn had ingediend.
Appellant stelde dat hij door een medewerker van de Svb was geadviseerd om eerst informatie in te winnen over de pensioenrechten van zijn echtgenote voordat hij beroep zou instellen. De rechtbank oordeelde echter dat dit geen verschoonbare reden was voor de te late indiening van het beroepschrift. De rechtbank wees erop dat appellant op de hoogte had moeten zijn van de termijn voor het indienen van beroep, zoals duidelijk in het besluit was vermeld.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij door de Svb was aangeraden om eerst informatie in te winnen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat ook in hoger beroep niet was gebleken van toezeggingen die door de Svb waren gedaan over de termijn voor het indienen van beroep. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 augustus 2011.