ECLI:NL:CRVB:2011:BR4721
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de beoordeling van beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de verlaging van zijn WAO-uitkering werd bevestigd. Appellant had zich in juni 1993 ziek gemeld als glazenwasser en ontving een WAO-uitkering van 80 tot 100%. Na een periode van werk als gehandicaptenbegeleider, meldde hij zich in november 2006 opnieuw ziek, wat leidde tot een hernieuwde WAO-uitkering. Deze uitkering werd echter per 15 december 2008 verlaagd naar 25 tot 35%, wat appellant betwistte. Hij stelde dat zijn beperkingen niet correct waren vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 11 september 2008.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de belastbaarheid van appellant in de geselecteerde functies niet werd overschreden. Appellant was van mening dat hij meer beperkingen had dan vastgesteld, maar de rechtbank vond dat hij dit niet aannemelijk had gemaakt. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de (bezwaar)verzekeringartsen een zorgvuldig onderzoek hadden uitgevoerd en geen aanknopingspunten vonden voor een onderschatting van de beperkingen van appellant.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 augustus 2011.