ECLI:NL:CRVB:2011:BR4322

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4403 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van beslag op WAO-uitkering en rechtsmachtverdeling tussen bestuursrechter en burgerlijke rechter

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) gegrond werd verklaard. Het Uwv had op 27 mei 2009 beslag gelegd op de WAO-uitkering van appellant voor een bedrag van € 3.032,05, een besluit dat op 22 juli 2009 werd gehandhaafd. De rechtbank vernietigde dit besluit en stelde de hoogte van het door de deurwaarder geclaimde bedrag vast op € 2.903,78.

Appellant heeft in hoger beroep gronden aangevoerd die eerder in beroep zijn ingediend, maar deze bevatten geen nieuwe gezichtspunten. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank de aangevoerde gronden afdoende heeft besproken en op juiste wijze heeft gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De Raad benadrukt dat de toetsing door de bestuursrechter enkel kan strekken tot de vraag of het bestuursorgaan binnen het kader van het beslag is gebleven. Aangezien het Uwv niet binnen dit kader was gebleven, heeft de rechtbank dit hersteld.

De Raad concludeert dat vragen omtrent de juistheid van het beslag en de hoogte daarvan niet door de bestuursrechter kunnen worden beoordeeld, omdat deze geen rechtsmacht heeft over dergelijke zaken. De beantwoording van deze vragen is voorbehouden aan de burgerlijke rechter. Gelet op deze overwegingen wordt het hoger beroep van appellant verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2011.

Uitspraak

10/4403 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 juli 2010, 09/3554 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2011. Appellant is verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. M. Sluijs.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 27 mei 2009 heeft het Uwv aan appellant medegedeeld dat door Geerlings & Hofstede Gerechtsdeurwaarders beslag is gelegd op appellants WAO-uitkering voor een bedrag van € 3.032,05.
1.2. Bij besluit van 22 juli 2009 heeft het Uwv zijn besluit van 27 mei 2009 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 22 juli 2009 gegrond verklaard. De rechtbank heeft voornoemd besluit dientengevolge vernietigd. Vervolgens heeft zij zelf in de zaak voorzien en vastgesteld dat de hoogte van het door de deurwaarder geclaimde bedrag € 2.903,78 bedraagt.
3. In hoger beroep heeft appellant gronden aangevoerd die ook reeds in beroep naar voren zijn gebracht. De gronden bevatten geen nieuwe gezichtspunten.
4.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de in beroep aangevoerde gronden afdoende besproken en heeft zij op juiste wijze gemotiveerd waarom die gronden niet slagen.
4.2. Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat de toetsing door de bestuursrechter, gelet op de rechtsmachtverdeling tussen hem en de burgerlijke rechter, enkel kan strekken tot het beantwoorden van de vraag of het bestuursorgaan is gebleven binnen het kader van het beslag. Nu het Uwv niet binnen dit kader was gebleven heeft de rechtbank zulks hersteld op een wijze als aangegeven in overweging 2. Vragen omtrent de juistheid van (de hoogte van) het beslag en daarmee verwante zaken kunnen, naar de rechtbank met juistheid heeft overwogen, niet door de bestuursrechter worden beoordeeld, omdat hij ter zake geen rechtsmacht heeft. De beantwoording van de door appellant opgeworpen vragen is aan de burgerlijke rechter.
4.3. Gelet op het hiervoor overwogene treft het hoger beroep van appellant geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2011.
(get.) J. Brand.
(get.) M.A. van Amerongen.
RK