ECLI:NL:CRVB:2011:BR4303

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2171 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake deelname aan de vrijwillige voortgezette verzekering AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2011 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 31 december 2008. Verzoeker, die in het verleden premies voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) heeft betaald, verzocht om herziening van de afwijzing van zijn verzoek om deelname aan de vrijwillige voortgezette verzekering. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder geoordeeld dat verzoeker niet in aanmerking kwam voor deze verzekering, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. Tijdens de zitting op 24 juni 2011 was verzoeker niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. M.F. Sturmans.

De Raad overwoog dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening enkel kan worden ingeroepen op basis van nieuwe feiten of omstandigheden, zoals vastgelegd in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker heeft echter geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid kunnen aanvoeren die de eerdere beslissing zou kunnen veranderen. De Raad bevestigde dat de eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond, die de afwijzing van de Svb had bekrachtigd, terecht was. De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening moest worden afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door E.E.V. Lenos, in aanwezigheid van griffier M.R. van der Vos, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De Raad benadrukte dat het herzieningsverzoek niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar enkel voor het aanvoeren van nieuwe feiten die niet eerder bekend waren.

Uitspraak

10/2171 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 december 2008, 07/3656,
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 5 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 31 december 2008, 07/3656.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Verzoeker heeft nadere stukken ingestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2011. Verzoeker is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a.hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b.bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c.waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.2. Bij de uitspraak waarvan thans om herziening wordt gevraagd, heeft de Raad de uitspraak van 5 juni 2007, 06/1893 van de rechtbank Roermond bevestigd. De Raad heeft in zijn uitspraak - voor zover hier van belang - overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de Svb het verzoek om deelname aan de vrijwillige voortgezette verzekering heeft kunnen afwijzen omdat niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de Svb verzoeker in de gelegenheid had moeten stellen zich over de betrokken periode vrijwillig te verzekeren ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
2. Verzoeker heeft aan het verzoek om herziening ten grondslag gelegd dat de Raad in zijn uitspraak van 31 december 2008 een onjuiste beslissing heeft genomen. Onder overlegging van diverse stukken heeft verzoeker wederom gesteld dat hij in het verleden premies voor de AOW heeft betaald op grond waarvan hij over die jaren alsnog tot deelname aan de vrijwillige verzekering voor de AOW moet worden toegelaten.
3.1. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 3 oktober 2003 (LJN AN7982), is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. De Raad is niet gebleken dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Awb, naar voren heeft gebracht.
3.2. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening dan ook te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van M.R. van der Vos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2011.
(get.) E.E.V. Lenos
(get.) M.R. van der Vos
EF