ECLI:NL:CRVB:2011:BR4224

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6366 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van wettelijke rente en proceskosten in WAO-zaak

In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep is behandeld, hebben de erven van [Betrokkene] (hierna: appellanten) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2010. De rechtbank had het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Het Uwv had in dat besluit het bezwaar van appellanten tegen de hoogte van de WAO-uitkering van [Betrokkene] ongegrond verklaard. Appellanten verzochten de Raad om de aangevallen uitspraak te vernietigen en om veroordeling van het Uwv tot vergoeding van wettelijke rente over de na te betalen uitkering en de gemaakte proceskosten.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv op 24 januari 2011 een nieuwe beslissing op bezwaar heeft genomen, waarbij het bezwaar alsnog gegrond werd verklaard. Dit betekende dat de uitkering van [Betrokkene] met ingang van 15 november 2003 onveranderd bleef gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Appellanten hebben in hoger beroep verzocht om vergoeding van de wettelijke rente, wat het procesbelang in stand hield. De Raad heeft geoordeeld dat de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking kwamen.

De Raad heeft het verzoek van appellanten om het Uwv te veroordelen in de vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen. Tevens heeft de Raad het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellanten in zowel beroep als hoger beroep. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 805,- voor de procedure in beroep en € 655,50 voor de procedure in hoger beroep. Daarnaast dient het Uwv het door appellanten betaalde griffierecht van € 152,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2011.

Uitspraak

10/6366 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
De erven van [Betrokkene], te Spanje, (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2010, 09/2695 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 5 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 24 januari 2011 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 24 februari 2011 is namens appellanten hierop gereageerd. Daarbij is verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en de wettelijke rente over de na te betalen uitkering.
Het Uwv heeft bij brief van 5 april 2011 aangegeven zich voor wat betreft het verzoek om vergoeding van de proceskosten te refereren aan het oordeel van de Raad.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 8 mei 2009 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv ongegrond verklaard het bezwaar tegen het besluit van 22 december 2008, waarbij de uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van
[Betrokkene] per 1 januari 2008 werd verhoogd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
1.3. Namens appellanten is tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld waarbij de Raad is verzocht de aangevallen uitspraak te vernietigen en het beroep gegrond te verklaren. Tevens is verzocht om veroordeling tot vergoeding van de wettelijke rente, de gemaakte kosten in deze procedure en het betaalde griffierecht.
1.4. Bij besluit van 24 januari 2011 heeft het Uwv het bezwaar alsnog gegrond verklaard en besloten dat de uitkering van [Betrokkene] met ingang van 15 november 2003 onveranderd gebaseerd blijft op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Tevens heeft het Uwv beslist de gemaakte kosten in bezwaar te vergoeden tot een bedrag van € 644,-.
1.5. Bij brief van 24 februari 2011 is namens appellanten aangegeven dat met het besluit van 24 januari 2011 is tegemoet gekomen aan de hoofdvordering en tevens aan de Raad verzocht zich uit te spreken over de nevenvorderingen.
2. De Raad overweegt als volgt.
2.1. In het licht van de vaste jurisprudentie van de Raad komt in het onderhavige geval het belang van appellanten bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit in beginsel te vervallen, tenzij van zo’n belang blijkt, bijvoorbeeld omdat verzocht is om toekenning van schadevergoeding. De Raad stelt vast dat namens appellanten in hoger beroep is verzocht om vergoeding van de wettelijke rente, zodat het procesbelang als hiervoor bedoeld niet is komen te vervallen.
2.2. Gelet op de nieuwe beslissing op bezwaar van 24 januari 2011 komen het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking.
2.3. De Raad wijst het verzoek van appellanten toe om het Uwv te veroordelen in de vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 1 november 1995, LJN ZB1495.
2.4. De Raad ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de kosten die appellanten in verband met deze procedure redelijkerwijs hebben moeten maken.
Nu het Uwv bij besluit van 24 januari 2011 reeds de in bezwaar gemaakte kosten heeft vergoed, staat de Raad enkel nog geplaatst voor een beoordeling van de in beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten.
Deze kosten wordt vastgesteld tot een bedrag van € 805,- voor kosten van verleende rechtsbijstand in beroep en tot een bedrag van € 655,50 voor kosten van verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Veroordeelt het Uwv tot vergoeding van wettelijke rente als aangegeven in overweging 2.3;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellanten in beroep tot een bedrag van
€ 805,-, te betalen aan de griffier van de Raad;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellanten in hoger beroep tot een bedrag van € 655,50;
Bepaalt dat het Uwv het door appellanten betaalde griffierecht van € 152,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2011.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) T.J. van der Torn.
RK