ECLI:NL:CRVB:2011:BR3744
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding in het kader van de AWBZ
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van Stichting Zorgkantoor Menzis ongegrond werd verklaard. Menzis had op 19 juni 2009 het persoonsgebonden budget (PGB) van appellante definitief vastgesteld voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008. Appellante werd verplicht om een bedrag van € 22.027,44 terug te betalen wegens het niet verantwoorden van het toegekende PGB. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar Menzis verklaarde het bezwaar op 21 september 2009 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.
De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, wat leidde tot het hoger beroep van appellante. In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank ten onrechte geen rekening had gehouden met haar tijdig ingediende eerste verantwoording van € 5.093,-- op 12 februari 2009. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante haar bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken had ingediend, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat de redenen voor de termijnoverschrijding, zoals de afwezigheid van de medewerkster die het dossier behandelde, geheel in de risicosfeer van appellante lagen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en merkte op dat, nu het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard, er geen ruimte was voor een inhoudelijke beoordeling van de gevolgen van de besluitvorming van Menzis voor appellante. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de aangevallen uitspraak.