ECLI:NL:CRVB:2011:BR3501
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 6 augustus 2009 het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 9 september 2008 besloten de Ziektewet-uitkering van de appellant te beëindigen, omdat hij per 15 september 2008 geschikt werd geacht om werkzaamheden te verrichten als productiemedewerker in een vleesverwerkend bedrijf. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit werd op 29 oktober 2008 ongegrond verklaard.
De rechtbank oordeelde dat de beschikbare medische gegevens, waaronder rapporten van de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsartsen, voldoende waren om te concluderen dat de appellant in staat was zijn arbeid te verrichten. In hoger beroep handhaafde de appellant zijn standpunt dat hij op psychische gronden ongeschikt was voor zijn eigen arbeid. Hij verwees naar een brief van een arts en een psychiater waarin werd gesteld dat zijn klachten onder een somatoforme stoornis vielen.
De Raad voor de Rechtspraak, onder leiding van G.A.J. van den Hurk, oordeelde dat de beschikbare medische gegevens geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv. De Raad volgde de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat er inconsistenties waren tussen de klachten en de beperkingen van de appellant. Het verzoek van de appellant om een psychiater als deskundige te benoemen werd afgewezen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 juli 2011.