ECLI:NL:CRVB:2011:BR3474
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na diagnose chronisch vermoeidheidssyndroom
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, die op 10 november 2008 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) als geschikt voor arbeid werd beoordeeld. Appellant had zich op 6 maart 2008 ziek gemeld wegens oververmoeidheid en ontving vanaf 26 maart 2008 een Ziektewet-uitkering. De diagnose chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) was gesteld door het Nijmeegs Kenniscentrum Chronische Vermoeidheid (NKCV). De verzekeringsarts adviseerde appellant om cognitieve gedragstherapie te volgen, wat de enige bewezen effectieve behandeling voor CVS zou zijn. Appellant ontving de uitkering om hem de gelegenheid te geven deze therapie te volgen.
Echter, bij besluit van 10 november 2008 beëindigde het Uwv de ZW-uitkering, omdat appellant volgens de verzekeringsarts voldoende tijd had gehad om de behandeling te ondergaan. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd door het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij door de diagnose CVS niet in staat was om werkzaamheden te verrichten en dat hij meer beperkt was dan door de verzekeringsartsen werd aangenomen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen medische informatie was overgelegd die het standpunt van appellant onderbouwde. De Raad onderschreef de conclusie van het Uwv dat appellant op 10 november 2008 geschikt was voor arbeid. Het hoger beroep werd verworpen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.