ECLI:NL:CRVB:2011:BR3328

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4503 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift inzake bijstandsaanvraag

In deze zaak heeft appellante, die te kampen heeft met psychische problemen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had eerder het bezwaar van appellante tegen de beslissing van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer om haar aanvraag om bijstand buiten behandeling te stellen, ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 juli 2011 uitspraak gedaan in deze zaak. Appellante had op 5 maart 2008 een aanvraag om bijstand ingediend, maar het College heeft deze aanvraag op 3 april 2008 buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellante stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege haar alcohol- en gokverslaving, maar de Raad oordeelde dat het enkele feit dat zij van 31 januari 2008 tot 21 maart 2008 in een kliniek was opgenomen, niet voldoende was om aan te nemen dat zij niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

10/4503 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 1 juli 2010, 09/2442 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer (hierna: College)
Datum uitspraak: 26 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.R.A. Röschlau, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2011. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Röschlau. Het College heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft op 5 maart 2008 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand ingediend.
1.2. Bij besluit van 3 april 2008 heeft het College de aanvraag met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld.
1.3. Appellante heeft bij brief van 18 maart 2009 bezwaar gemaakt tegen het besluit van
3 april 2008.
1.4. Bij besluit van 20 april 2009 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van
3 april 2008 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn is ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
20 april 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep, evenals bij de rechtbank, naar voren gebracht dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is omdat zij de afgelopen jaren te kampen heeft met een alcohol- en gokverslaving waardoor zij niet goed voor zichzelf kan zorgen.
4. De Raad staat voor de beantwoording van de vraag of de beslissing van het College om appellante niet-ontvankelijk te verklaren in haar bezwaar in rechte kan stand houden, welke vraag hij met de rechtbank op de in de aangevallen uitspraak genoemde gronden bevestigend beantwoordt.
4.1. De Raad voegt daaraan nog toe dat appellante is gewezen op de bezwaartermijn van zes weken, die afliep op 15 mei 2008. Het enkele feit dat appellante in verband met haar psychische gesteldheid van 31 januari 2008 tot 21 maart 2008 was opgenomen in kliniek De Geestgronden betekent niet dat zij niet een - desnoods summier - bezwaarschrift had kunnen indienen. Uit door appellante in beroep overgelegde stukken, waaronder een ontslagbrief van psychiater J.P.F.M. Kemperman, verbonden aan kliniek De Geestgronden, valt niet af te leiden dat appellante daartoe destijds zelf niet in staat was. Evenmin blijkt daaruit dat zij niet in staat was daarvoor de hulp van anderen in te roepen.
4.2. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2011.
(get.) C. van Viegen.
(get.) R.L.G. Boot.
HD