[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 1 juli 2010, 09/2442 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer (hierna: College)
Datum uitspraak: 26 juli 2011
Namens appellante heeft mr. J.R.A. Röschlau, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2011. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Röschlau. Het College heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft op 5 maart 2008 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand ingediend.
1.2. Bij besluit van 3 april 2008 heeft het College de aanvraag met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld.
1.3. Appellante heeft bij brief van 18 maart 2009 bezwaar gemaakt tegen het besluit van
3 april 2008.
1.4. Bij besluit van 20 april 2009 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van
3 april 2008 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn is ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
20 april 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep, evenals bij de rechtbank, naar voren gebracht dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is omdat zij de afgelopen jaren te kampen heeft met een alcohol- en gokverslaving waardoor zij niet goed voor zichzelf kan zorgen.
4. De Raad staat voor de beantwoording van de vraag of de beslissing van het College om appellante niet-ontvankelijk te verklaren in haar bezwaar in rechte kan stand houden, welke vraag hij met de rechtbank op de in de aangevallen uitspraak genoemde gronden bevestigend beantwoordt.
4.1. De Raad voegt daaraan nog toe dat appellante is gewezen op de bezwaartermijn van zes weken, die afliep op 15 mei 2008. Het enkele feit dat appellante in verband met haar psychische gesteldheid van 31 januari 2008 tot 21 maart 2008 was opgenomen in kliniek De Geestgronden betekent niet dat zij niet een - desnoods summier - bezwaarschrift had kunnen indienen. Uit door appellante in beroep overgelegde stukken, waaronder een ontslagbrief van psychiater J.P.F.M. Kemperman, verbonden aan kliniek De Geestgronden, valt niet af te leiden dat appellante daartoe destijds zelf niet in staat was. Evenmin blijkt daaruit dat zij niet in staat was daarvoor de hulp van anderen in te roepen.
4.2. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2011.