ECLI:NL:CRVB:2011:BR3302
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding in het kader van de Ziektewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het bezwaar van appellant tegen een besluit van het Uwv niet-ontvankelijk werd verklaard wegens termijnoverschrijding. Het Uwv had op 10 december 2009 besloten dat appellant per 26 oktober 2009 geen recht had op een uitkering op grond van de Ziektewet, omdat hij geschikt werd geacht voor het verrichten van zijn arbeid. Appellant diende zijn bezwaar pas op 14 januari 2010 in, wat buiten de wettelijke termijn van twee weken viel. De rechtbank oordeelde dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was, ondanks de stelling van appellant dat hij het besluit pas in de derde week van december had ontvangen en dat hij door ernstige medische klachten niet in staat was om tijdig te reageren.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar het Uwv had de medische stukken van appellant voorgelegd aan een verzekeringsarts, die concludeerde dat deze onvoldoende waren om verschoonbaarheid aan te nemen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De Raad benadrukte dat het aan appellant was om feiten aan te tonen die zouden rechtvaardigen dat hij niet in verzuim was geweest. Zelfs als aangenomen zou worden dat hij het besluit pas in de derde week van december had ontvangen, had hij voldoende tijd gehad om tijdig bezwaar te maken.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 juli 2011.