op het verzoek om schadevergoeding van:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
de Korpsbeheerder van de politieregio Fryslân (hierna: korpsbeheerder)
Datum uitspraak: 21 juli 2011
De korpsbeheerder heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 juni 2008, 08/276, in het geding tussen betrokkene en de korpsbeheerder.
Bij uitspraak van 4 maart 2010, 08/3896 AW en LJN BL8556, heeft de Raad uitspraak gedaan op dit hoger beroep. Daarbij heeft de Raad bepaald dat het onderzoek wordt heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over het verzoek van betrokkene om schadevergoeding.
Partijen hebben over en weer hun standpunten uiteengezet.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2011. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. J. Lamme, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Lamme c.s.. De korpsbeheerder is niet verschenen.
1. Voor een uitgebreidere weergave van de hier van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 4 maart 2010. De Raad volstaat met het volgende.
1.1. Betrokkene was werkzaam als rechercheassistent bij de politieregio. Bij besluit van 15 januari 2008 heeft de korpsbeheerder een primair opgelegd strafontslag laten vervallen en een subsidiair gegeven ontslag wegens ongeschiktheid voor het beklede ambt anders dan wegens ziels- of lichaamsgebreken, gehandhaafd. Dat besluit heeft de rechtbank Leeuwarden bij haar uitspraak van 2 juni 2008 vernietigd. De Raad heeft de rechtbank hierin gevolgd. Daarnaast heeft de Raad het primaire besluit herroepen.
1.2. De Raad heeft de rechtbank gevolgd in haar overwegingen dat betrokkene in de uitoefening van zijn nevenfunctie bij het [naam College] en van zijn politiewerkzaamheden, de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden. Net als de rechtbank heeft de Raad echter overwogen dat niet kan worden staande gehouden dat de ernst van het gedrag van betrokkene, hoe ongewenst ook, dusdanig is geweest dat de korpsbeheerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het bieden van een verbeterkans niet zinvol was.
1.3. Betrokkene heeft de Raad verzocht om de korpsbeheerder te veroordelen tot vergoeding van door hem geleden en nog te lijden schade. Om de omvang van die schade vast te stellen heeft de Raad, zoals hiervoor is aangegeven, het onderzoek heropend.
2. In de eerste plaats overweegt de Raad dat met de vernietiging van het ongeschiktheidontslag vaststaat dat de korpsbeheerder tegenover betrokkene een onrechtmatige daad heeft gepleegd, waarbij de schuld van de korpsbeheerder in beginsel is gegeven en hij uit dien hoofde gehouden is de door betrokkene als gevolg van die onrechtmatige daad geleden schade te vergoeden. Dit neemt niet weg dat het aan betrokkene is om aannemelijk te maken dat hij schade heeft geleden die het gevolg is van het vernietigde ontslagbesluit.
3. Betrokkene stelt verschillende schadeposten, waarop de Raad hierna in gaat.
3.1. Betrokkene stelt dat hij inkomensschade lijdt omdat hij door toedoen van de korpsbeheerder zijn nevenfunctie bij het [naam College] is kwijtgeraakt. Betrokkene voert daartoe aan dat de korpsbeheerder het [naam College] in een e-mail van 31 maart 2006 heeft ingelicht over een disciplinair onderzoek dat tegen betrokkene was gestart en over het feit dat het betrokkene verboden was om nog werkzaamheden bij het college uit te voeren.
3.2. Met de korpsbeheerder is de Raad van oordeel dat het door betrokkene gestelde nadeel niet in een zodanig verband staat met het vernietigde ontslagbesluit dat dit als een gevolg van dat besluit aan de korpsbeheerder kan worden toegerekend. Daarbij weegt de Raad mee dat het beëindigen van het dienstverband met het [naam College] zijn oorzaak vindt in de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de rechtbank (sector kanton) en dat de ontbindingsbeschikking dateert van vóór het primaire ontslagbesluit van de korpsbeheerder. Bovendien heeft het [naam College] in zijn verzoekschrift in het kader van de ontbindingsprocedure op grond van een eigen afweging van de omstandigheden om ontbinding verzocht. Ten slotte heeft de rechtbank in de beschikking voorzien in een vergoeding ter gelegenheid van de ontbinding.
3.3. Verder stelt betrokkene dat hij immateriële schade lijdt. Hij begroot deze schade op een bedrag van € 5.000,-. Hij stelt daartoe dat hij in een isolement is geraakt en dat hij zich in kerkelijke kringen niet meer kan vertonen. Dat komt door het grootschalige onderzoek dat de korpsbeheerder heeft gedaan, met name onder de scholieren van het [naam College], en het feit dat hij een zwijgplicht had, aldus betrokkene. Op de zitting heeft betrokkene verder uitgelegd dat het isolement is ontstaan door de e-mail van
31 maart 2006, de wijze van berichtgeving door de korpsbeheerder aan de collega’s op het bureau en de inhoud van een krantenartikel.
3.4. De Raad heeft in zijn uitspraak van 4 maart 2010 overwogen dat aan betrokkene ten onrechte wegens het ontbreken van een verbeterkans ongeschiktheidontslag is verleend. De Raad heeft echter ook overwogen dat de korpsbeheerder terecht aan betrokkene een verwijt heeft gemaakt vanwege ongewenst gedrag. Daarom ziet de Raad - mede in aanmerking genomen dat van onnodig beschadigende berichtgeving door de korpsbeheerder geen sprake is geweest - geen aanleiding voor een vergoeding van immateriële schade op grond van de door betrokkene genoemde omstandigheden.
3.5. Ten slotte vraagt betrokkene om vergoeding van de kosten die hij heeft moeten maken in verband met de rechtsbijstand die hij nodig heeft gehad. Hij verzoekt in dat verband om vergoeding van € 5.000,- . De Raad heeft hierover al eerder in de uitspraak van 4 maart 2010 beslist en beoordeelt daarom dit verzoek niet opnieuw.
4. Hetgeen hiervoor is overwogen, leidt tot de slotsom dat betrokkenes verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
5. De Raad ziet daarom geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep;
Wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en K.J. Kraan en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2011.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen