ECLI:NL:CRVB:2011:BR2769

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3418 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn beroep tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WAO-uitkering toe te kennen, werd afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv op juiste gronden had gehandhaafd dat appellant niet in aanmerking kwam voor een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid. Appellant, die in Marokko woont, stelde dat hij tijdens zijn werk in Nederland ziek was geworden en dat zijn gezondheid sindsdien was verslechterd, waardoor hij recht zou hebben op een WAO-uitkering. Hij voerde aan dat het besluit van het Uwv onzorgvuldig tot stand was gekomen, omdat de bezwaarverzekeringsarts, W.M. Koek, hem niet had gesproken of onderzocht.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank de gronden van appellant afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank volledig en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 22 juli 2011.

Uitspraak

10/3418 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 mei 2010, 09/3714 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2011. Appellant is niet verschenen. Voor het Uwv is verschenen mr. M. Sluijs.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank is op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv van 22 juli 2009, waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn weigering om terug te komen van de besluiten van 12 april 1990 en 22 oktober 1991. Bij deze besluiten is appellant niet in aanmerking gebracht voor een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid.
2. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, vormt in essentie een herhaling van hetgeen hij reeds in bezwaar en beroep heeft aangevoerd. Ook in hoger beroep stelt appellant dat hij tijdens zijn werk destijds in Nederland ziek is geworden en dat nog steeds is. Vanwege zijn thans verslechterde gezondheid, meent hij in aanmerking te komen voor een WAO-uitkering. Voorts geeft appellant aan dat, zo begrijpt de Raad, het besluit van 22 juli 2009 onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat bezwaarverzekeringsarts W.M. Koek appellant niet heeft gesproken er niet heeft onderzocht.
3. De Raad kan zich in dit standpunt niet vinden, zulks in navolging van de rechtbank die de bij haar ingediende gronden afdoende heeft besproken en genoegzaam heeft gemotiveerd waarom die gronden, in het licht van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en maakt die tot de zijne.
4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2011.
(get.) J. Brand.
(get.) M.A. van Amerongen.
TM