ECLI:NL:CRVB:2011:BR2768
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de voortzetting van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2010, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv van 3 juni 2009 ongegrond werd verklaard. Dit besluit handhaafde de voortzetting van de WAO-uitkering van appellant, die was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.M. Koppert, stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat er voldoende medische gegevens waren om tot een afgewogen oordeel te komen over zijn medische beperkingen. Hij betoogde dat zijn medische situatie niet stabiel was en dat er meer gegevens nodig waren om zijn beperkingen juist in kaart te brengen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en stelde vast dat appellant zijn stellingen in hoger beroep niet had onderbouwd. Er waren geen aanknopingspunten in de gedingstukken die de claims van appellant konden ondersteunen. De Raad bevestigde daarmee de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep geen doel trof.
De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 22 juli 2011. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding voor was. De beslissing bevestigt de eerdere uitspraak en handhaaft de voortzetting van de WAO-uitkering van appellant.