ECLI:NL:CRVB:2011:BR2766

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3049 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering WIA-uitkering en de gevolgen voor appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de terugvordering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.L. Kuit, betwistte de beslissing van de rechtbank dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. Hij voerde aan dat de terugvordering een groot gat in zijn begroting zou slaan, wat volgens hem onaanvaardbare gevolgen zou hebben.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de omstandigheden die appellant heeft aangevoerd niet leiden tot de conclusie dat de terugvordering tot financieel of sociaal onaanvaardbare gevolgen leidt. De Raad verwijst naar de vaste rechtspraak, waarin is bepaald dat dringende redenen om van terugvordering af te zien alleen kunnen voortvloeien uit de onaanvaardbaarheid van de gevolgen voor de verzekerde. De Raad concludeert dat de argumenten van appellant onvoldoende zijn om de terugvordering te rechtvaardigen.

Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

10/3049 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 april 2010, 09/3685 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Kuit. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. P.C.M. Huijzer.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een uitgebreid overzicht van de feiten en omstandigheden van belang in dit geschil verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
2. Appellant bestrijdt in hoger beroep het oordeel van de rechtbank dat geen dringende redenen als bedoeld in artikel 77, vierde lid, van de Wet WIA aanwezig zijn en dat het Uwv heeft kunnen besluiten om niet van terugvordering af te zien.
Appellant heeft erop gewezen dat de terugvordering “een groot gat in zijn begroting slaat”.
3.1. Het hoger beroep van appellant treft geen doel.
3.2. De rechtbank heeft de gronden die appellant ten aanzien van de aanwezigheid van dringende redenen bedoeld in 2 in beroep heeft ingediend besproken en beoordeeld.
Met juistheid heeft de rechtbank erop gewezen dat uit de vaste rechtspraak van de Raad volgt dat dringende redenen om van terugvordering af te zien slechts gelegen kunnen zijn in de onaanvaardbaarheid van de gevolgen die een terugvordering voor een verzekerde heeft. Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat de omstandigheden die appellant heeft aangevoerd er niet toe leiden dat er sprake van is dat de terugvordering tot financieel of sociaal onaanvaardbare gevolgen leidt. Dat de terugvordering een groot gat in de begroting van appellant slaat is hiervoor onvoldoende.
3.3. Uit hetgeen is overwogen in 3.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2011.
(get.) J. Brand.
(get.) M.A. van Amerongen.
RK