ECLI:NL:CRVB:2011:BR2765

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/22 WIA + 11/799 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en voortzetting van WGA-uitkering met voldoende medische en arbeidskundige grondslag

In deze zaak gaat het om de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Roermond, waarbij zijn beroep tegen besluiten van het Uwv over de WGA-uitkering ongegrond is verklaard. De rechtbank had in haar uitspraken vastgesteld dat de medische en arbeidskundige rapporten die ten grondslag lagen aan de besluiten van het Uwv deugdelijk waren. Appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J. Bakker, heeft in hoger beroep betoogd dat het Uwv bij het vaststellen van zijn beperkingen een onjuist beeld van zijn gezondheidssituatie heeft gehanteerd. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en op 22 juli 2011 uitspraak gedaan.

Tijdens de zittingen zijn rapportages van verzekeringsarts W.M. van der Boog en bezwaarverzekeringsarts J.L. Waasdorp besproken. De Raad concludeert dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat de rapporten van Waasdorp doorslaggevende betekenis hebben. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat er onvoldoende beperkingen zijn aangenomen in verband met zijn klachten. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat de hoger beroepen van appellant geen doel treffen. De Raad ziet geen aanleiding voor een deskundigenonderzoek en bevestigt de aangevallen uitspraken, waarbij de besluiten van het Uwv worden gehandhaafd.

Uitspraak

10/22 WIA + 11/799 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraken van de rechtbank Roermond van 25 november 2009, 09/1219 (hierna: aangevallen uitspraak I) en van 22 december 2010, 10/543 (hierna: aangevallen uitspraak II),
in de gedingen tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.J. Bakker, werkzaam bij SRK rechtsbijstand te Zoetermeer, beide hoger beroepen ingesteld.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Bij brief van 20 januari 2011 heeft appellant een rapport van verzekeringsarts W.M. van der Boog van 5 januari 2011 ingebracht. Hierop is namens het Uwv gereageerd met het rapport van bezwaarverzekeringsarts J.L. Waasdorp van 26 januari 2011.
Onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Bakker. Het Uwv was vertegenwoordigd door P.J.L.H. Coenen.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Hij heeft daarbij bepaald dat appellant op korte termijn de reactie van verzekeringsarts Van der Boog op het rapport van bezwaarverzekeringsarts Waasdorp van 26 januari 2011 en eventueel overige relevante (medische) informatie dient te overleggen, zodat het Uwv daarop kan reageren.
Bij brief van 14 februari 2011 zijn overgelegd de rapportages van verzekeringsarts Van der Boog van 31 januari en 14 februari 2011. Zijdens het Uwv is hierop gereageerd met het rapport van bezwaarverzekeringsarts Waasdorp van 16 februari 2011.
Onderzoek ter zitting heeft vervolgens plaatsgevonden op 10 juni 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Bakker. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. P.C.P. Veldman.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij aangevallen uitspraak I heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 14 juli 2009, waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit om appellants WGA-uitkering met ingang van 21 januari 2009 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%, ongegrond verklaard.
1.2. Bij aangevallen uitspraak II heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 25 maart 2010, waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit om de WGA-uitkering van appellant ongewijzigd voort te zetten, ongegrond verklaard.
1.3. De aangevallen uitspraken I en II rusten – kort samengevat – op de overwegingen dat de aan de besluiten van 14 juli 2009 en 25 maart 2010 ten grondslag gelegde medische en arbeidskundige rapporten deugdelijk zijn.
2. Appellant heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank bestreden.
3.1. De Raad overweegt als volgt.
3.2. Het is aan het Uwv besluiten inzake de mate van arbeidsongeschiktheid van een verzekerde te doen steunen op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag.
Het is in een procedure die wordt gevoerd naar aanleiding van beslissingen met betrekking tot de mate van arbeidsongeschiktheid van een verzekerde aan de verzekerde om twijfel te zaaien aan de deugdelijkheid van de medische en arbeidskundige grondslag. De Raad wijst in dit verband naar zijn uitspraak van 8 april 2011, LJN BQ0845.
3.3. De Raad is met de rechtbank, en op de door de rechtbank aangegeven gronden, van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van het Uwv in beide zaken op zorgvuldige wijze en conform de vereisten die aan een dergelijk onderzoek worden gesteld, heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft in beide aangevallen uitspraken aangegeven op welke wijze het verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden, welke informatie de onderzoeken van appellant hebben opgeleverd, welke informatie van medische aard afkomstig van derden is verkregen en op welke wijze deze informatie door het Uwv in zijn oordeelsvorming is betrokken.
3.4.1. Uit hetgeen appellant met betrekking tot zijn lichamelijke klachten naar voren heeft gebracht volgt niet dat het Uwv bij het vaststellen van de voor appellant geldende beperkingen van een onjuist of onvolledig beeld van de gezondheidssituatie van appellant is uitgegaan, dan wel de met de gezondheidssituatie van appellant samenhangende beperkingen heeft onderschat.
3.4.2. Ter onderbouwing van appellants stelling dat hij in verband met nekklachten beperkingen ondervindt bij het verrichten van arbeid en daarnaast problemen heeft met torderen, zijn in hoger beroep rapportages ingebracht van verzekeringsarts Van der Boog. De Raad vindt daarin geen steun voor het standpunt dat op de data hier in geding sprake zou moeten zijn van arbeidsbeperkingen ten aanzien van de nek en met betrekking tot torderen. Bezwaarverzekeringsarts J.L. Waasdorp, die appellant in de bezwaarfase uitgebreid heeft onderzocht en daarvan verslag heeft gedaan in zijn rapport van 17 juni 2009, heeft in zijn reacties op de rapportages van Van der Boog gemotiveerd aangegeven waarom hij geen aanleiding heeft gezien om meer dan wel zwaardere beperkingen aan te nemen. De Raad is van oordeel dat aan de rapporten van Waasdorp doorslaggevende betekenis toekomt, omdat Van der Boog appellant niet zelf heeft onderzocht en hij daarenboven zijn bevindingen en conclusies niet onvoorwaardelijk heeft geformuleerd.
3.4.3. In de overige voorhanden zijnde medische gegevens heeft de Raad evenmin aanknopingspunten gevonden voor appellants standpunt dat er onvoldoende beperkingen zijn aangenomen in verband met appellants klachten.
3.5. De Raad is gelet op rechtsoverweging 3.4.2 van oordeel dat appellant er niet in is geslaagd de in 3.2 bedoelde twijfel te zaaien.
3.6. Gelet op hetgeen is overwogen in 3.2 tot en met 3.6 bestaat er geen aanleiding voor een onderzoek door een door de Raad te benoemen deskundige.
3.7. De Raad is met de rechtbank, en op de door de rechtbank aangegeven gronden, van oordeel dat ook het arbeidskundig onderzoek van het Uwv in beide zaken op deugdelijke wijze heeft plaatsgevonden. De Raad is met de rechtbank en op dezelfde gronden van oordeel dat de functies die aan de schattingen ten grondslag liggen voor appellant geschikt zijn. De Raad heeft aan die overwegingen van de rechtbank niets toe te voegen.
3.8. De hoger beroepen van appellant treffen gelet op hetgeen is overwogen in 3.2 tot en met 3.7 mitsdien geen doel. De aangevallen uitspraken dienen te worden bevestigd.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken I en II.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2011.
(get.) J. Brand.
(get.) M.A. van Amerongen.
RK