ECLI:NL:CRVB:2011:BR2743

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1422 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van woning tijdens detentie

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Appellant, die gedetineerd was, had verzocht om bijstand voor de kosten van zijn woning. Het College heeft de aanvraag afgewezen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), met de motivering dat er geen dringende redenen waren om bijstand toe te kennen, aangezien de woning van appellant op 30 juli 2009 was ontruimd. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het College en de rechtbank ten onrechte hebben geoordeeld dat er geen dringende redenen waren voor het verstrekken van bijstand. Hij stelde dat hij voor de ontruiming van zijn woning recht had op bijstand en dat er sprake was van een financiële noodsituatie. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat ten tijde van de afwijzing de woning al ontruimd was en dat de huurschuld door zijn zuster was voldaan. Hierdoor was er geen sprake van noodzakelijke kosten tot behoud van de woning.

De Raad concludeert dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand op goede gronden is gedaan. Appellant had op het aanvraagformulier niet vermeld dat er een dreigende ontruiming was, en de betaling van de huurachterstand door zijn zuster had de ontruiming niet kunnen voorkomen. Het hoger beroep van appellant wordt dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

10/1422 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2010, 09/4812 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 19 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D. van der Wal, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2011. Appellant en zijn gemachtigde zijn, zoals tevoren was bericht, niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.S. Kisoentewari, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant ontving bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Bij besluit van 6 juli 2009 heeft het College de bijstand met ingang van 8 juni 2009 beëindigd omdat appellant per die datum in verzekering is gesteld.
1.2. Appellant heeft door middel van een op 8 juli 2009 ingevuld aanvraagformulier, dat door het College is ontvangen op 16 juli 2009, verzocht om hem bijzondere bijstand toe te kennen voor de kosten van zijn woning aan het adres [adres] te Amsterdam omdat hij gedetineerd is.
1.3. Bij besluit van 13 augustus 2009 heeft het College de aanvraag voor het doorbetalen van de vaste lasten van de woning gedurende de detentie afgewezen. Daarbij is als motivering gegeven dat volgens de wet geen bijstand wordt toegekend aan iemand die gedetineerd is. Alleen in dringende gevallen is een uitzondering mogelijk maar volgens het College is daarvoor in dit geval geen reden. De woning van appellant blijkt namelijk op 30 juli 2009 ontruimd te zijn en voor een ontruimde woning kan geen bijstand worden verstrekt.
1.4. Bij besluit van 7 oktober 2009 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 13 augustus 2009 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 7 oktober 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft daarbij aangevoerd dat het College en de rechtbank er ten onrechte aan voorbij zijn gegaan dat hij al voor de ontruiming van zijn woning op 30 juli 2009 recht had op bijstand. Ten tijde van de aanvraag was er sprake van een financiële noodsituatie. Dat heeft ertoe geleid dat de huurovereenkomst is ontbonden en dat de woning is ontruimd. Er was daarom wel degelijk sprake van dringende redenen op grond waarvan bijstand verstrekt had moeten worden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling, waarbij voor de van toepassing zijnde bepalingen wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.
4.1. Gebleken is dat ten tijde van de afwijzing de woning van appellant was ontruimd en de huurschuld door zijn zuster was voldaan. Van dringende redenen vanwege noodzakelijke kosten tot behoud van de woning was dan ook geen sprake. De stelling van appellant dat hij op het moment van de aanvraag het vermoeden had dat hij zijn woning terug zou krijgen dan wel in de toekomst een andere woning zou krijgen, biedt onvoldoende grondslag om zo’n dringende reden aan te nemen.
4.2. Voor zover met de in hoger beroep aangevoerde beroepsgrond is bedoeld om aan te geven dat de ontruiming van de woning had kunnen worden voorkomen indien aan hem direct bijzondere bijstand was toegekend, kan deze grond geen doel treffen. Appellant heeft op het aanvraagformulier niet vermeld dat er sprake was van een op korte termijn dreigende ontruiming van zijn woning. Hij heeft alleen vermeld dat hij al een huurachterstand had en hiermee bezig was met de schuldhulpverlening. Dat er sprake was van een voor appellant bedreigende situatie was daarom niet kenbaar voor het College. Bovendien heeft het betalen van de gehele huurachterstand door de zuster van appellant de ontruiming ook niet meer kunnen voorkomen. Het vorenstaande houdt in dat het College de aanvraag om bijzondere bijstand op goede gronden heeft afgewezen.
4.3. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2011.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) R. Scheffer.
HD