ECLI:NL:CRVB:2011:BR2706
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de aanvraag voor bijstandsverlening voor een niet-levensvatbaar bedrijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die bijstand had aangevraagd ter voorziening in de kosten van levensonderhoud en bedrijfskapitaal voor zijn geplande ambulante handel in waterbedden. De aanvraag werd afgewezen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Borger-Odoorn, op basis van een advies van het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK) dat concludeerde dat het bedrijf niet levensvatbaar was. Appellant ging in beroep tegen deze afwijzing, maar de rechtbank Assen verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat het advies van het IMK verouderd was en dat zijn bedrijf wel levensvatbaar was. De Raad overwoog echter dat het College gerechtigd was om zich te baseren op het advies van het IMK, en dat er geen aanwijzingen waren dat dit advies onzorgvuldig tot stand was gekomen. De Raad oordeelde dat de situatie ten tijde van het primaire besluit bepalend is voor de beoordeling van de levensvatbaarheid van het bedrijf. De Raad bevestigde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd.
De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, en concludeerde dat er geen objectieve gegevens waren die de stelling van appellant konden onderbouwen dat zijn bedrijf levensvatbaar was. De uitspraak werd gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van griffier R.L.G. Boot, en werd openbaar uitgesproken op 19 juli 2011.