ECLI:NL:CRVB:2011:BR2439

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6676 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het recht op WAO-uitkering na herkeuring

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 november 2010, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die in maart 1999 uitviel met whiplash gerelateerde klachten na een aanrijding, had van het Uwv een WAO-uitkering ontvangen van 80 tot 100% over de periode van 17 augustus 1999 tot 8 november 2006. Na een tweede aanrijding op 2 mei 2008 verzocht zij op 20 november 2008 om herkeuring van haar arbeidsongeschiktheid.

Het Uwv concludeerde na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek dat appellante geen recht had op een WAO-uitkering, omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door het Uwv bevestigd in een besluit van 7 april 2010, waartegen appellante in beroep ging. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was, omdat er onvoldoende redenen waren om de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv te betwisten.

In hoger beroep herhaalde appellante haar gronden van bezwaar en beroep, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank deze gronden afdoende had besproken en gemotiveerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 13 juli 2011.

Uitspraak

10/6676 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 november 2010, 10/627 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.P.W.A. Bink, advocaat te Zwolle, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2011. Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. M.W.A. Blind.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante is in maart 1999 uitgevallen met whiplash gerelateerde klachten na een aanrijding. Over de periode van 17 augustus 1999 tot 8 november 2006 heeft het Uwv aan haar een WAO-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Appellante heeft op 20 november 2008 een verzoek om herkeuring gedaan in verband met toename van bestaande klachten per 2 mei 2008 door een tweede aanrijding.
2.1. Na een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 12 juni 2009 aan appellante meegedeeld dat zij geen recht heeft op een WAO-uitkering omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt is.
2.2. Bij besluit van 7 april 2010 heeft het Uwv, onder verwijzing naar de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts van 18 september 2009 en 6 april 2010, het bezwaar van appellante tegen het besluit van 12 juni 2009 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank is op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat het door appellante ingediende beroep tegen het besluit van het Uwv van 7 april 2010 ongegrond is. Er zijn volgens de rechtbank onvoldoende redenen om de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden.
4. Appellante kan zich niet verenigen met deze uitspraak. Appellante verwijst naar haar gronden van bezwaar en beroep.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. De Raad stelt vast dat in hoger beroep dezelfde gronden zijn aangevoerd als in beroep bij de rechtbank. Ten aanzien van de gronden van appellante in hoger beroep is de Raad van oordeel dat de rechtbank deze gronden afdoende heeft besproken en genoegzaam heeft gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en verwijst hiernaar.
5.3. Uit hetgeen is overwogen in 5.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2011.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) N.S.A. El Hana.
EV