ECLI:NL:CRVB:2011:BR2439
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het recht op WAO-uitkering na herkeuring
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 november 2010, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die in maart 1999 uitviel met whiplash gerelateerde klachten na een aanrijding, had van het Uwv een WAO-uitkering ontvangen van 80 tot 100% over de periode van 17 augustus 1999 tot 8 november 2006. Na een tweede aanrijding op 2 mei 2008 verzocht zij op 20 november 2008 om herkeuring van haar arbeidsongeschiktheid.
Het Uwv concludeerde na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek dat appellante geen recht had op een WAO-uitkering, omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door het Uwv bevestigd in een besluit van 7 april 2010, waartegen appellante in beroep ging. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was, omdat er onvoldoende redenen waren om de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv te betwisten.
In hoger beroep herhaalde appellante haar gronden van bezwaar en beroep, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank deze gronden afdoende had besproken en gemotiveerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 13 juli 2011.