ECLI:NL:CRVB:2011:BR2431

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2934 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 16 april 2010, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellante had zich in september 2006 ziek gemeld en ontving vanaf 13 juli 2006 een WAO-uitkering. Het Uwv heeft na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek op 19 november 2007 besloten om de WAO-uitkering van appellante per 10 januari 2008 in te trekken, omdat haar arbeidsongeschiktheid was afgenomen naar minder dan 15%.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende redenen waren om de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv voor onjuist te houden. Appellante ging hiertegen in hoger beroep, waarbij zij haar eerdere gronden van bezwaar en beroep herhaalde. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld op 1 juni 2011, waarbij appellante niet verscheen, maar het Uwv vertegenwoordigd was door M.J.H. Maas.

De Raad overweegt dat de gronden in hoger beroep dezelfde zijn als die in beroep bij de rechtbank, en dat de rechtbank deze gronden afdoende heeft besproken. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 juli 2011.

Uitspraak

10/2934 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 16 april 2010, 08/2075 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K. Houtsma, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2011. Appellante is met kennisgeving niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door M.J.H. Maas.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante heeft zich vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet in september 2006 ziek gemeld per 14 november 2005. Bij besluit van 16 november 2007 heeft het Uwv haar per 13 juli 2006 een uitkering toegekend ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
2.1. Na een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 19 november 2007 aan appellante meegedeeld dat haar arbeidsongeschiktheid per 9 november 2007 is afgenomen naar minder dan 15% en dat haar WAO-uitkering per 10 januari 2008 wordt ingetrokken.
2.2. Bij besluit van 14 mei 2008 heeft het Uwv, onder verwijzing naar de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts van 5 mei 2008 en de bezwaararbeidsdeskundige van
9 mei 2008, het bezwaar van appellante tegen het besluit van 19 november 2007 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank is op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat het door appellante ingediende beroep tegen het besluit van het Uwv haar van 14 mei 2008 ongegrond is. Er zijn volgens de rechtbank onvoldoende redenen om de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden.
4. Appellante kan zich niet verenigen met deze uitspraak. Appellante verwijst naar haar gronden van bezwaar en beroep.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. De Raad stelt vast dat in hoger beroep dezelfde gronden zijn aangevoerd als in beroep bij de rechtbank. Ten aanzien van deze gronden is de Raad van oordeel dat de rechtbank deze gronden afdoende heeft besproken en genoegzaam heeft gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en verwijst hiernaar.
5.3. Uit hetgeen is overwogen in 5.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van N.S.A El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2011.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) N.S.A. El Hana.
EV