ECLI:NL:CRVB:2011:BR2415
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.P.J. Goorden
- A.A.H. Schifferstein
- Rechtspraak.nl
Weigering van ZW-uitkering op basis van no-risk-polis en artikel 29b van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Ziektewet (ZW) uitkering aan een werknemer van appellante. De werknemer had op 3 april 2008 een uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze op basis van artikel 29b van de ZW, omdat de werknemer niet als arbeidsgehandicapt kon worden aangemerkt. Appellante, een adviesbureau, had eerder een voorziening op basis van artikel 35 van de Wet WIA voor de werknemer verkregen, maar dit leidde niet tot de gewenste erkenning onder de no-risk-polis van artikel 29b van de ZW. De rechtbank Breda had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad overwoog dat de wetgever met de invoering van de Wet WIA en de aanpassing van artikel 29b van de ZW bewust had gekozen voor een beperkter aantal groepen die onder de no-risk-polis vallen. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de werknemer niet onder de in artikel 29b bedoelde werknemers viel. Appellante had ook geen bewijs geleverd dat het Uwv het vertrouwensbeginsel had geschonden of dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel zou slagen. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had geweigerd om de werknemer ziekengeld toe te kennen en dat het hoger beroep van appellante geen doel trof.
De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder werknemers in aanmerking komen voor de no-risk-polis en de noodzaak voor werkgevers om zich bewust te zijn van de wettelijke kaders bij het aannemen van werknemers met een arbeidsbeperking. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.