ECLI:NL:CRVB:2011:BR1094
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van besluiten inzake arbeidsongeschiktheid en terugvordering WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep van appellante tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 5 november 2009. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.W. Boogaard, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 22 juli 2010, waarin de beroepen van appellante tegen de besluiten van het Uwv ongegrond zijn verklaard. De besluiten van 5 november 2009 hebben betrekking op de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en de terugvordering van te veel betaalde WAO-uitkering over de periode van 1 juli 2003 tot en met 30 september 2006.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de besluiten van 6, 7 en 13 september 2006, waar appellante om inhoudelijke beoordeling vraagt, in rechte onaantastbaar zijn. Appellante heeft aangevoerd dat er geen onherroepelijke beslissingen voorhanden zijn, maar de Raad volgt dit standpunt niet. De Raad wijst erop dat de bezwaren tegen de besluiten van 6, 7 en 13 september 2006 bij besluit van 18 januari 2007 ongegrond zijn verklaard en dat hiertegen geen rechtsmiddel is aangewend. Dit betekent dat de besluiten van het Uwv niet opnieuw inhoudelijk beoordeeld kunnen worden.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante geen doel treft en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2011.