ECLI:NL:CRVB:2011:BR0789
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld op basis van de Ziektewet na eerdere ziekteperioden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die zich niet kon verenigen met de eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellant had zich opnieuw ziek gemeld op 14 augustus 2008, na een periode van werkloosheid, en ontving een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. De verzekeringsarts concludeerde op 16 december 2008 dat de klachten van appellant niet tot zodanige beperkingen leidden dat hij niet in staat was zijn werk als administratief logistiek medewerker te verrichten. Het Uwv heeft vervolgens besloten dat appellant met ingang van 22 december 2008 geen recht meer had op ziekengeld op grond van de Ziektewet, omdat hij niet langer ongeschikt werd geacht voor zijn arbeid.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de beschikbare medische informatie geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsartsen. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de artsen onvoldoende rekening hebben gehouden met zijn medische beperkingen. Hij verwees naar rapportages van de bedrijfsarts en andere specialisten die volgens hem aantoonden dat er meer aan de hand was dan alleen subjectieve klachten.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de eerdere beslissing van de rechtbank te herzien. De Raad bevestigde dat de beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts, die stelde dat er geen objectieve medische gegevens waren die de ongeschiktheid voor arbeid konden onderbouwen, juist was. De Raad oordeelde dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor het recht op ziekengeld, zoals vastgelegd in de Ziektewet, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.