ECLI:NL:CRVB:2011:BR0187
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van onvoldoende bewijs van arbeidsongeschiktheid op 17-jarige leeftijd
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die een Wajong-uitkering had aangevraagd. Appellante, geboren op 8 januari 1962, had op 13 maart 2009 een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag op 23 april 2009 afgewezen, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden om als jonggehandicapte te worden beschouwd. De rechtbank Maastricht had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat appellante op 8 januari 1979, de datum waarop zij 17 jaar werd, door ziekte of gebrek zodanig beperkt was dat zij niet in staat was om 75% van het minimumjeugdloon te verdienen. De Raad heeft opgemerkt dat er geen medische gegevens beschikbaar waren van vóór of rond de datum in geding, die de frequentie en ernst van de klachten konden onderbouwen. De Raad heeft de bevindingen van de verzekeringsartsen onderschreven en geconcludeerd dat de rechtbank de beroepsgronden van appellante afdoende had besproken.
De Raad heeft ook opgemerkt dat appellante het risico had genomen dat medische gegevens uit haar jeugd niet meer beschikbaar waren, omdat haar toenmalige artsen deze hadden vernietigd. De onbekendheid van appellante met de mogelijkheid om een uitkering aan te vragen, kon niet leiden tot het oordeel dat het risico van het ontbreken van voldoende medische gegevens niet voor haar rekening kwam. Uiteindelijk heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen, zonder termen voor een proceskostenveroordeling.