[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 16 november 2009, 09/1026 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 1 juli 2011
Namens appellant heeft mr. S.B.M.A. Engelen, advocaat te Venlo, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. B.C.A. Reijnders, advocaat te Venlo. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. R. Spanjer.
1.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank ongegrond verklaard het beroep van appellant tegen het besluit van 26 juni 2009, waarbij het Uwv, beslissend op bezwaar, heeft gehandhaafd zijn weigering om terug te komen van het besluit van 5 december 2003.
1.2. De rechtbank heeft overwogen dat het besluit van 5 december 2003, waarbij het Uwv heeft geweigerd appellant in aanmerking te brengen voor een Wajong-uitkering, omdat appellant op en na 29 december 1980, de datum waarop hij de 18-jarige leeftijd had bereikt, niet ten minste 25% arbeidsongeschikt was, door de uitspraak van de Raad van 8 juni 2007 rechtens onaantastbaar is geworden.
1.3. Vervolgens heeft de rechtbank overwogen dat de aanvraag van appellant van 15 januari 2009 dient te worden aangemerkt als herhaalde aanvraag hem een Wajong-uitkering toe te kennen en dat appellant naar het oordeel van de rechtbank bij deze aanvraag geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft vermeld op basis waarvan het Uwv zou dienen terug te komen van zijn besluit van 5 december 2003.
2.1. In hoger beroep heeft appellant verwezen naar de door hem ingediende gronden in bezwaar en beroep. Naar zijn mening heeft het Uwv ten onrechte geen inhoudelijk besluit op zijn aanvraag genomen.
2.2. Appellant heeft in hoger beroep een groot aantal medische stukken overgelegd. Ter zitting heeft hij na het betoog van zijn gemachtigde uitvoerig het woord gevoerd.
3.1. De Raad kan zich geheel vinden in de overwegingen en het oordeel van de rechtbank zoals deze zijn neergelegd in de aangevallen uitspraak. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden naar voren heeft gebracht.
3.2. Nog daargelaten dat naar vaste rechtspraak van de Raad nieuwe feiten of veranderde omstandigheden uiterlijk in bezwaar naar voren dienen te worden gebracht heeft de Raad deze feiten of omstandigheden niet aangetroffen in de stukken bedoeld in 2.2. Veruit het grootste gedeelte van deze stukken was reeds aanwezig in het dossier. De nieuwe stukken bevatten geen relevante nieuwe informatie ten aanzien van de mate van arbeidsongeschiktheid op de periode en datum in geding. De problematiek die uit deze stukken naar voren komt was bekend ten tijde van de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van de Raad genoemd in 1.2.
3.3. Gelet op hetgeen is overwogen in 3.1 en 3.2 treft de beroepsgrond van appellant dat het Uwv ten onrechte geen inhoudelijke beslissing heeft gegeven op zijn aanvraag geen doel.
3.4. Gelet op hetgeen is overwogen in 3.1 tot en met 3.3 dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
4. Er bestaat geen aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2011.