ECLI:NL:CRVB:2011:BR0123

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/7125 WUBO + 09/5162 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en WUBO-uitkering voor niet-Nederlandse nationaliteit

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2011, gaat het om de afwijzing van een aanvraag om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en de bijbehorende WUBO-uitkering. De appellant, de heer [Naam A], had niet de Nederlandse nationaliteit en verzocht om erkenning onder de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De Raad overweegt dat de Wubo ook van toepassing kan zijn op personen zonder Nederlandse nationaliteit, mits er sprake is van bijzondere omstandigheden die het niet toepassen van de wet tot een klaarblijkelijke hardheid maken. De verweerder, de Pensioen- en Uitkeringsraad, had in zijn besluit geen deugdelijke motivering gegeven voor het niet toepassen van de Wubo, en had volstaan met de mededeling dat er geen bijzondere omstandigheden waren. De Raad concludeert dat de verweerder niet voldoende had aangetoond dat hij de persoonlijke omstandigheden van de heer [Naam A] had gewogen, en vernietigt het besluit van de verweerder. De Raad bepaalt dat de verweerder vóór 1 oktober 2011 een nieuw besluit moet nemen, rekening houdend met deze uitspraak. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij besluiten die de rechten van individuen onder de Wubo raken.

Uitspraak

08/7125 WUBO + 09/5162 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
de erven van [Naam A.], laatst gewoond hebbende te [woonplaats], Verenigde Staten, (hierna: appellanten),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, thans de Pensioen- en Uitkeringsraad, (hierna: verweerder)
Datum uitspraak: 23 juni 2011
I. PROCESVERLOOP
Dit geding, dat aanvankelijk is gevoerd door de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR), is in verband met een wijziging van taken, zoals neergelegd in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (Wet van 15 april 2010, Stb. 2010, 182), voortgezet door de Pensioen- en Uitkeringsraad als bedoeld in die wet. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de voormalige Raadskamer WUBO van de PUR.
De heer De Fisser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 21 oktober 2008, kenmerk BZ 8570, JZ/W60/2008 (hierna: bestreden besluit 1). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). In dat besluit heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 12 mei 2009, kenmerk BZ 8924, JZ/060/2009, heeft verweerder een nieuw besluit op bezwaar genomen (hierna: bestreden besluit 2). Daarin heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
De heer [naam A] is overleden. De erven hebben de procedure overgenomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2011. Appellanten zijn vertegenwoordigd door W.A. Kitzmann. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Wijlen de heer [naam A], geboren in 1935 in het voormalige Nederlands-Indië, is in 1950 naar Nederland gekomen. In 1958 heeft hij zich in de Verenigde Staten gevestigd. In 1969 heeft hij de Amerikaanse nationaliteit aangenomen.
1.2. In een bezwaarprocedure na een besluit in het kader van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 heeft de heer [Naam A.] gevraagd om erkenning onder de Wubo.
1.3. Bij besluit van 19 juni 2008 heeft verweerder erkend dat de heer [Naam A.] is getroffen door oorlogsgeweld vanwege zijn internering in het kamp De Wijk in Malang in de Bersiap-periode. Het bezwaar van de heer [naam A] heeft verweerder bij het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft verweerder overwogen dat de heer [naam A] in bezwaar heeft gesteld dat hij wil worden gecompenseerd voor het door hem ondergane oorlogsleed, maar dat hij in zijn aanvraag alleen heeft gevraagd om erkenning. Verweerder heeft in overeenstemming met die aanvraag beslist. De aanvraag om compensatie heeft verweerder als een nieuwe aanvraag aangemerkt. In een gelijktijdig primair besluit van 21 oktober 2008, na bezwaar gehandhaafd bij bestreden besluit 2, heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat de heer [naam A] ten tijde van de aanvraag niet de Nederlandse nationaliteit had. Verweerder heeft geen bijzondere omstandigheden gezien op grond waarvan het een klaarblijkelijke hardheid zou zijn om de Wubo niet toe te passen.
2. De Raad heeft het beroep van de heer [naam A] tegen bestreden besluit 1 mede gericht geacht tegen bestreden besluit 2.
3. In beroep is het volgende aangevoerd. De heer [naam A] wilde net als zijn kinderen een dubbele nationaliteit en hij wilde graag informatie hoe hij dat kon krijgen. Hij wilde ontvangen waar hij recht op had gezien de jaren die hij in verschrikking heeft moeten doorstaan.
4. Verweerder heeft verweer gevoerd.
5. De Raad overweegt het volgende.
5.1. Bestreden besluit 1 kan de rechterlijke toets doorstaan. Met betrekking tot bestreden besluit 2 komt de Raad tot een ander oordeel.
5.2. Volgens artikel 3, eerste lid, van de Wubo is deze wet, voor zover in dit geding van belang, van toepassing op degene die in de naoorlogse jaren als burger getroffen is door oorlogsgeweld en op dat moment Nederlander was dan wel Nederlands onderdaan, op voorwaarde dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
5.3. De Raad stelt eerst vast dat de heer [naam A] niet de Nederlandse nationaliteit bezat. Hij behoorde dan ook in beginsel niet tot de kring van rechthebbenden van de Wubo.
5.4. In artikel 3, tweede lid, van de Wubo is echter geregeld dat de wet ook kan worden toegepast op de persoon die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, als het niet toepassen van deze wet een klaarblijkelijke hardheid zou zijn.
5.5. Verweerder heeft toegelicht op welke wijze hij met de bevoegdheid van artikel 3, tweede lid, van de Wubo omgaat. Voor zover in dit geval van belang, maakt verweerder gebruik van deze bevoegdheid in zeer bijzondere omstandigheden. Daarbij kijkt verweerder naar de persoonlijke situatie van de betrokkene. Verweerder heeft toegelicht dat bij die weging aandacht wordt besteed aan de aard van de oorlogsgebeurtenis, de huidige sociale omgeving, de huidige financiële situatie, de ernst en aard van de gezondheidsproblemen, de reden van verlies van de Nederlandse nationaliteit en de reden van emigratie. Verweerder heeft benadrukt dat deze opsomming niet als limitatief moet worden gezien. Per geval wordt beoordeeld of er sprake is van een zeer bijzonder geval op grond waarvan het niet toepassen van de Wubo tot een klaarblijkelijke hardheid leidt.
5.6. De Raad stelt vast dat uit de gedingstukken in deze zaak onvoldoende blijkt dat verweerder een weging als onder 5.5 verwoord heeft gemaakt. Het bestreden besluit bevat geen motivering waaruit een dergelijke weging blijkt. Verweerder heeft immers volstaan met de motivering dat er geen bijzondere omstandigheden zijn. Daarmee heeft verweerder geen blijk gegeven van een brede beoordeling van de persoonlijke omstandigheden van de heer [naam A].
5.7. Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering en dat dit daarom wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet in stand kan blijven. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak vóór 1 oktober 2011 een nieuw besluit moeten nemen.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 ongegrond;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat verweerder vóór 1 oktober 2011 een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
Bepaalt dat verweerder aan appellanten het in beroep betaalde griffierecht van
€ 35,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2011.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) I. Mos.
RS