ECLI:NL:CRVB:2011:BQ9998
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om terug te komen van besluit inhoudende weigering Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een Wajong-uitkering had aangevraagd. Appellant, geboren in 1981 en met een visuele handicap, had eerder twee aanvragen voor een Wajong-uitkering ingediend, die beide waren afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De afwijzingen waren gebaseerd op het ontbreken van nieuwe feiten of omstandigheden die een herziening van de eerdere besluiten rechtvaardigden. Appellant heeft deze eerdere besluiten niet aangevochten.
Op 5 maart 2007 diende appellant een derde aanvraag in, die door het Uwv op 21 maart 2007 werd afgewezen. Het Uwv herhaalde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de afwijzing van de eerdere aanvragen konden onderbouwen. Appellant maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank, die de uitspraak van het Uwv bevestigde.
In hoger beroep stelde appellant dat de eerdere besluiten onvoldoende gemotiveerd waren en verwees hij naar de A-status die aan hem als vluchteling was toegekend. Hij betoogde ook dat het arbeidsverleden van zijn ouders niet relevant zou moeten zijn voor zijn recht op een Wajong-uitkering. De Raad overwoog dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nieuwe aanvragen vergezeld moeten gaan van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Aangezien appellant geen nieuwe feiten had aangedragen, was het Uwv bevoegd om de aanvraag af te wijzen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv in redelijkheid tot afwijzing van het verzoek om terug te komen op de eerdere besluiten had kunnen besluiten. Er was geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant.