ECLI:NL:CRVB:2011:BQ9987

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-5241 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Ziektewet-uitkering op basis van medische geschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat zij onterecht geen Ziektewet-uitkering was toegekend. De Raad oordeelde dat de medische onderbouwing van het bestreden besluit door de rechtbank correct was en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die tot een ander oordeel zouden leiden. Appellante had een verhoogde bloeddruk, maar de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige hadden geconcludeerd dat zij, ondanks deze hypertensie, geschikt was om haar werk te verrichten in een beschutte werkomgeving met beperkte werkdruk. De Raad vond geen aanknopingspunten voor twijfel aan deze conclusies. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd ongegrond verklaard. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/5241 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 augustus 2009, 08/4061 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 29 juni 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H. Beekelaar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 5 mei 2011 heeft appellante aanvullende informatie verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2011. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Beekelaar. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.B. Heij.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 21 april 2008 is appellante vanaf diezelfde datum (verdere) uitkering ingevolge de Ziektewet geweigerd omdat zij niet ongeschikt werd bevonden voor haar eigen werk. Bij besluit van 3 september 2008 (hierna: bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 21 april 2008 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard en daartoe overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn dat het medisch onderzoek onzorgvuldig of onvolledig is geweest. Dat sprake zou zijn van verdergaande medische beperkingen is door appellante niet onderbouwd met objectieve medische gegevens. Voorts heeft de bezwaararbeidsdeskundige de functiebelasting op de werkplek onderzocht en gerapporteerd dat het om zeer licht productiewerk gaat in een beschutte werkomgeving met een beperkte werkdruk en zonder hoog werktempo. Appellante heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat zij voor dat werk niet geschikt zou zijn.
3. De Raad oordeelt als volgt.
3.1. Hetgeen door appellante in hoger beroep is aangevoerd brengt de Raad niet tot een ander oordeel dan de rechtbank inzake de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Voorts leidt hetgeen van de zijde van appellante naar voren is gebracht over de zwaarte van het werk bij [werkgever] de Raad niet tot een andere slotsom dan de rechtbank. Dat appellantes dienstbetrekking als productiemedewerker bij [werkgever] gedurende 20 uur per week aansluitend aan de beëindiging van haar tijdelijke arbeidsovereenkomst van 23 augustus 2007 tot en met 22 februari 2008 wegens veelvuldig ziekteverzuim niet is gecontinueerd roept onvoldoende twijfel op omtrent de juistheid van het bestreden besluit. Het feitelijk ziekteverzuim van appellante in die periode en de consequentie die [werkgever] daaraan heeft verbonden staat los van de vraag in hoeverre appellante, naar objectieve maatstaven gemeten, op 21 april 2008 geschikt is voor haar arbeid. Niet in geschil is dat appellante een verhoogde bloeddruk heeft. De Raad heeft onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan het voldoende gemotiveerde standpunt van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige dat appellante ondanks deze hypertensie op de datum in geding geschikt is om haar arbeid te verrichten in een beschutte werkomgeving zonder al te veel werkdruk.
3.2. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt de Raad tot de slotsom dat het hoger beroep geen doel treft. Derhalve komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
4. Tot slot acht de Raad geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en te komen tot een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2011.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) T.J. van der Torn.
TM