ECLI:NL:CRVB:2011:BQ9974

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-150 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de WAO-schatting en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellant, die een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt, betwist de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek dat heeft geleid tot de vaststelling van zijn beperkingen. Hij stelt dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen en dat het onderzoek onvoldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank oordeelde echter dat appellant geen medische stukken heeft ingediend die aanleiding geven tot twijfel aan de conclusies van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat de gegevens die appellant heeft overgelegd, voor het grootste deel betrekking hebben op een periode na de datum in geding. De Raad concludeert dat het Uwv de beperkingen van appellant op de juiste wijze heeft vastgesteld en dat er geen aanleiding is om de aangevallen uitspraak te vernietigen. De Raad wijst erop dat de belasting in de voorgehouden functies de belastbaarheid van appellant niet overstijgt, en er is geen reden voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant. De uitspraak is gedaan op 29 juni 2011.

Uitspraak

10/150 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 november 2009, 09/1335 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 29 juni 2011.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D.A. Harff, advocaat, hoger beroep ingesteld. Als opvolgend gemachtigde heeft mr. W.H. Benard, advocaat, gronden van het hoger beroep ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2011. Namens Appellant is mr. Benard verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant is op 13 oktober 1993 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Nadat medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden heeft het Uwv bij besluit van
31 maart 2008 de WAO-uitkering ongewijzigd voortgezet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt. Na onderzoek door een bezwaarverzekeringsarts is geconcludeerd dat de mogelijkheden van appellant juist waren vastgesteld. Bij besluit van 18 maart 2009 (bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank was er geen aanleiding om de juistheid van de medische beoordeling dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt in twijfel te trekken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft appellant geen medische stukken ingediend die aanleiding geven tot twijfel aan de conclusies van het onderzoek door de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts. Voorts was het de rechtbank niet gebleken dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van appellant overschrijdt, zodat die functies voor appellant geschikt zijn.
3. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest en dat appellant is verwezen naar het Riagg. In verband daarmee is door appellant een aantal van door hem ondervonden psychische klachten vermeld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De stellingen van appellant in hoger beroep komen er op neer dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest en dat ten aanzien van hem meer beperkingen moeten worden aangenomen. De gegevens die appellant ter onderbouwing van die grond heeft overgelegd, zien voor het grootste deel op een moment gelegen na de datum hier in geding, terwijl de korte, ongedateerde notitie van de huisarts over een zeer lange periode een aantal algemeen geformuleerde klachten vermeldt. Dat het Uwv de beperkingen van appellant op de datum in geding op een onjuiste of een onzorgvuldige wijze heeft vastgesteld is uit die gegevens dan ook niet af te leiden. Uit de rapportages van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts wordt evenmin afgeleid dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Ten slotte is niet gebleken dat de belasting in de voorgehouden functies de belastbaarheid van appellant overstijgt. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2011.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) T.J. van der Torn.
NK