ECLI:NL:CRVB:2011:BQ7782

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4843 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering op basis van onvoldoende medische gegevens

In deze zaak gaat het om de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante, die deze had aangevraagd op 2 juli 2008. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 30 september 2008 besloten om de aanvraag te weigeren, met als argument dat er onvoldoende objectieve medische gegevens beschikbaar waren om te concluderen dat appellante rond haar zeventiende levensjaar structurele arbeidsbeperkingen had als gevolg van ziekte of gebrek. Appellante heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit werd op 4 maart 2009 ongegrond verklaard. De rechtbank Arnhem heeft op 20 juli 2010 het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar beperkingen al tijdens haar minderjarigheid bestonden en heeft zij verklaringen van haar ouders, de huisarts, de GGz Nijmegen en de Dienst sociale zaken Nijmegen overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de aangevoerde informatie geen nieuwe gezichtspunten biedt ten opzichte van de eerdere procedure. De Raad heeft vastgesteld dat appellante ook in hoger beroep geen medische informatie heeft overgelegd die tot een ander oordeel kan leiden. De verklaringen van de ouders en de informatie van de huisarts en GGz Nijmegen bevatten geen objectieve medische gegevens die relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen. Er is geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door de voorzitter I.M.J. Hilhorst-Hagen en griffier R.L. Venneman, en is openbaar uitgesproken op 10 juni 2011.

Uitspraak

10/4843 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante] wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 20 juli 2010, 09/1584 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 juni 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J. van Delft, advocaat te Nijmegen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2011. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Delft. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. W.J. Belder.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft op 2 juli 2008 een WAJONG-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 30 september 2008 heeft het Uwv geweigerd haar [in] 1990 (de datum waarop zij 18 jaar is geworden) een Wajong-uitkering toe te kennen.
1.2. Bij besluit op bezwaar van 4 maart 2009 heeft het Uwv het hiertegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 4 maart 2009 ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van het (medische) oordeel van het Uwv dat geen objectieve medische gegevens voorhanden zijn op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat bij appellante rond het zeventiende levensjaar sprake was van structurele arbeidsbeperkingen als gevolg van ziekte of gebrek. De bezwaarverzekeringsarts heeft de informatie van de huisarts, de GZ psycholoog en de psychiater bestudeerd en beoordeeld en aangegeven waarom de eerste arbeidsongeschiktheidsdag niet voor 1 januari 1994 ligt. De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de door appellante vermelde medische gegevens niet of nauwelijks betrekking hebben op de in deze procedure relevante periode. Dat eventuele verdere gegevens moeilijk te traceren zijn dient voor rekening van appellante te blijven aangezien zij pas negentien jaar na het beweerdelijk ontstaan van de arbeidsongeschiktheid een aanvraag heeft ingediend. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de beperkingen niet pas later zijn ontstaan door overbelasting maar al tijdens haar minderjarigheid bestonden. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft zij verklaringen van haar ouders, van de huisarts, van de GGz Nijmegen en van de Dienst sociale zaken Nijmegen overgelegd.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met haar stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De Raad voegt daar nog aan toe dat appellante ook in hoger beroep geen medische informatie heeft overgelegd die tot een ander oordeel moet leiden. Het rapport van de Dienst sociale zaken Nijmegen bevat geen medische gegevens. De verklaringen van de ouders bevatten evenmin objectieve medische gegevens en geven slechts aan dat appellante in de pubertijd enkele bezoeken aan een kinderpsycholoog heeft gebracht. Ook de informatie van de huisarts leidt niet tot een andere conclusie aangezien daaruit slechts blijkt van verwijzing naar verschillende psychologen zonder dat daar een diagnose of behandeling aan gekoppeld was. De gegevens van de GGz Nijmegen ten slotte hebben geen betrekking op de periode waar het hier om gaat. De Raad verwijst in dit verband ook naar het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 27 april 2011.
5. Het hoger beroep slaagt niet.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, als voorzitter in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2011.
(get.) I.M.J. Hilhorst-Hagen.
(get.) R.L. Venneman.
JL