ECLI:NL:CRVB:2011:BQ7408

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/3361 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldige verzuimmelding en herroeping van bijstandsbesluit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda, waarbij zijn bijstandsuitkering werd verlaagd. Appellant ontving sinds 1 september 2004 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand. Op 12 november 2007 begon hij met werkzaamheden bij het re-integratiebedrijf Fourstar. Op 26 februari 2008 meldde Fourstar dat appellant zonder bericht van verhindering niet op het werk was verschenen. De Commissie verlaagde daarop de bijstand van appellant met 20% voor de maand maart 2008, omdat uit navraag bij medewerkers van Fourstar zou zijn gebleken dat appellant geen verlof had aangevraagd.

Appellant stelde echter dat hij wel degelijk verlof had aangevraagd en dat de verwerking van verlofaanvragen bij Fourstar niet altijd zorgvuldig plaatsvond. Hij voerde aan dat hij geen kopie van zijn verlofaanvraag had, maar dat hij wel bewijs had van een later ingediende verlofaanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van 14 juli 2008 ongegrond, maar appellant ging in hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het onderzoek naar de verzuimmelding door Fourstar niet met de nodige zorgvuldigheid had plaatsgevonden. De Raad concludeerde dat de motivering voor de maatregel niet voldoende was en dat er geen schriftelijke verklaringen waren van de medewerkers van Fourstar die de Commissie had geraadpleegd. De Raad verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de eerdere uitspraak en herstelde het besluit van 28 februari 2008, dat ook niet aan de vereisten voldeed. De Commissie werd veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.288,-- bedroegen, en moest het griffierecht vergoeden.

Uitspraak

09/3361 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 13 mei 2009, 08/4051 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda (hierna: Commissie)
Datum uitspraak: 24 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D.M.F. Snelder, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.
De Commissie heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Snelder. De Commissie heeft zich - met bericht van verhindering - niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontvangt sinds 1 september 2004 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand naar de norm voor gehuwden.
1.2. Op 12 november 2007 is appellant werkzaamheden gaan verrichten in het kader van een traject bij het re-integratiebedrijf Fourstar. Op 26 februari 2008 heeft Fourstar gemeld dat appellant zonder bericht van verhindering niet op het werk is verschenen. Op diezelfde datum heeft een verzuimmedewerker een huisbezoek afgelegd. Bij dat bezoek heeft appellant verklaard dat hem verlof is verleend en dat hij dit verlof van te voren heeft aangevraagd bij een medewerker van Fourstar waarvan hij op dat moment de naam niet wist.
1.3. Bij besluit van 28 februari 2008 heeft de Commissie de bijstand van appellant over de maand maart 2008 verlaagd met 20%. Hieraan heeft de Commissie ten grondslag gelegd dat uit navraag bij twee medewerkers van Fourstar is gebleken dat appellant geen verlof heeft aangevraagd, waardoor appellant op 26 februari 2008 ongeoorloofd afwezig was.
1.4. Bij besluit van 14 juli 2008 heeft de Commissie het bezwaar tegen het besluit van
28 februari 2008 ongegrond verklaard. Hieraan heeft de Commissie ten grondslag gelegd dat appellant niet wordt gevolgd in zijn stelling dat hij verlof heeft aangevraagd voor
26 februari 2008 bij een medewerker met de n[E.]] Volgens de Commissie is weliswaar - gedurende drie weken - een begeleider met de naam [E.] werkzaam geweest bij Fourstar, maar heeft ook zij desgevraagd - telefonisch - meegedeeld dat appellant bij haar geen verlof heeft aangevraagd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 14 juli 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan het verweten gedrag.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Blijkens de gedingstukken heeft appellant van meet af aan gemotiveerd gesteld dat hij verlof heeft aangevraagd voor 26 februari 2008. Appellant heeft in bezwaar uiteengezet dat bij Fourstar verlofaanvragen vooraf schriftelijk moeten worden ingediend op een speciaal daarvoor bestemd formulier en dat die aanvragen niet altijd - tijdig - worden geregistreerd. Appellant heeft tevens aangevoerd dat hij niet over een kopie van de aanvraag voor verlof op 26 februari 2008 beschikt, maar sedertdien wel kopieën heeft bewaard. In bezwaar heeft appellant een afschrift overgelegd van een op 27 maart 2008 gedateerde verlofaanvraag voor 5 maart 2008 met de vermelding van de supervisor dat deze aanvraag na een herinnering alsnog is opgenomen in de agenda.
4.2. Gelet op het gemotiveerde standpunt van appellant dat hij verlof heeft aangevraagd en nu hij aannemelijk heeft gemaakt dat bij de verwerking van dergelijke aanvragen fouten worden gemaakt, is de Raad van oordeel dat het onderzoek naar aanleiding van de verzuimmelding door Fourstar niet met de nodige zorgvuldigheid heeft plaatsgevonden en dat de maatregel niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Aan de besluitvorming is uitsluitend ten grondslag gelegd dat medewerkers van Fourstar desgevraagd hebben meegedeeld dat appellant geen verlof heeft aangevraagd voor 26 februari 2008. Onder de gedingstukken bevinden zich geen op schrift gestelde en ondertekende verklaringen van de twee medewerkers van Fourstar, die voorafgaand aan het besluit van 28 februari 2008 zouden zijn geraadpleegd. Voorts is - blijkens het verslag van de hoorzitting in bezwaar - van het onder 1.4 vermelde telefoongesprek met [E.], de medewerker van Fourstar waarbij appellant stelt verlof te hebben aangevraagd, niets schriftelijk vastgelegd.
4.3. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep gegrond verklaren en het besluit van 14 juli 2008 wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigen. De Raad ziet aanleiding om gebruik te maken van de hem ingevolge artikel 8:72, vierde lid, van de Awb toekomende bevoegdheid om zelf in de zaak te voorzien. Nu aan het primaire besluit van 28 februari 2008 hetzelfde gebrek kleeft als aan het besluit van 14 juli 2008 en dit gebrek mede gelet op het tijdsverloop niet kan worden hersteld, zal de Raad het besluit van 28 februari 2008 herroepen.
5. De Raad ziet aanleiding om de Commissie te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze worden begroot op € 644,-- in beroep en op € 644,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 14 juli 2008 gegrond;
Vernietigt het besluit van 14 juli 2008;
Herroept het besluit van 28 februari 2008;
Veroordeelt de Commissie in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.288,--;
Bepaalt dat de Commissie aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 151,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en R.H.M. Roelofs en J.F. Bandringa als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2011.
(get.) C. van Viegen.
(get.) R.L.G. Boot.
HD