ECLI:NL:CRVB:2011:BQ6478
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van beroepsgronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 april 2010. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 26 februari 2009, waarin werd vastgesteld dat appellant per 11 november 2008 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA. Appellant heeft in hoger beroep de gronden herhaald die hij eerder in beroep naar voren heeft gebracht, maar heeft geen nieuwe argumenten of stukken ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de rechtbank de beroepsgronden op juiste wijze heeft weergegeven en beoordeeld. De Raad heeft aan de beoordeling van deze gronden door de rechtbank niets toe te voegen en bevestigt de aangevallen uitspraak. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat het hoger beroep geen doel treft, aangezien appellant geen nieuwe of andere gronden heeft ingediend dan die reeds in beroep zijn behandeld. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van nieuwe argumenten in hoger beroep, wat in dit geval niet is gebeurd.