ECLI:NL:CRVB:2011:BQ6006
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn beroep tegen het besluit van het Uwv om hem geen WIA-uitkering toe te kennen, ongegrond werd verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 24 maart 2009 niet in aanmerking kwam voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant was van mening dat hij volledig arbeidsongeschikt was en dat het Uwv geen juist beeld had van zijn gezondheidstoestand.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld op 4 mei 2011, waarbij appellant en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was door mr. J. Koning. De Raad heeft overwogen dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens heeft ingebracht die zijn stellingen onderbouwen. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat het onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig en volledig is geweest. Er zijn geen aanknopingspunten om de opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onjuist te achten.
De bezwaararbeidsdeskundige heeft voldoende toegelicht dat de aan appellant voorgehouden functies, uitgaande van de in de FML neergelegde beperkingen, voor hem geschikt zijn. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.