ECLI:NL:CRVB:2011:BQ6006

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4446 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van functies

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn beroep tegen het besluit van het Uwv om hem geen WIA-uitkering toe te kennen, ongegrond werd verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 24 maart 2009 niet in aanmerking kwam voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant was van mening dat hij volledig arbeidsongeschikt was en dat het Uwv geen juist beeld had van zijn gezondheidstoestand.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld op 4 mei 2011, waarbij appellant en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was door mr. J. Koning. De Raad heeft overwogen dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens heeft ingebracht die zijn stellingen onderbouwen. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat het onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig en volledig is geweest. Er zijn geen aanknopingspunten om de opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onjuist te achten.

De bezwaararbeidsdeskundige heeft voldoende toegelicht dat de aan appellant voorgehouden functies, uitgaande van de in de FML neergelegde beperkingen, voor hem geschikt zijn. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.

Uitspraak

10/4446 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2010, 09/2485 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 25 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. El Ahmadi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2011. Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Koning.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 13 februari 2009 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant per 24 maart 2009 niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2. Beslissend op het bezwaar van appellant heeft het Uwv bij besluit van 23 april 2009 zijn standpunt gehandhaafd dat appellant met zijn beperkingen in staat is om de voor hem geselecteerde functies te vervullen en de mate van zijn arbeidsongeschiktheid minder is dan 35%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 23 april 2009 ongegrond verklaard.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep zijn stellingen herhaald dat het Uwv geen juist beeld heeft verkregen van zijn gezondheidstoestand en dat hij meer beperkingen heeft voor het verrichten van arbeid dan is aangenomen. Hij meent volledig arbeidsongeschikt te zijn.
3.2. Het Uwv heeft zich achter het oordeel van de rechtbank gesteld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Appellant heeft in hoger beroep geen medische gegevens ingebracht die zijn stellingen onderbouwen. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat het onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig en volledig is geweest. Er zijn geen aanknopingspunten om de opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onjuist te achten.
4.2. De bezwaararbeidsdeskundige heeft voldoende toegelicht dat de aan appellant voorgehouden functies, uitgaande van de in de FML neergelegde beperkingen, voor hem geschikt zijn.
4.3. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2011.
(get.) M. Greebe.
(get.) N.S.A. El Hana.
CVG