ECLI:NL:CRVB:2011:BQ5614
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de herziening van zijn WAO-uitkering aan de orde is. Appellant, die sinds 1995 een WAO-uitkering ontvangt vanwege rugklachten, heeft in 2011 hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv dat zijn uitkering per 25 november 2008 had herzien. De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 mei 2011 uitspraak gedaan.
De zaak begon met een herbeoordeling door de verzekeringsarts R. Bieze, die concludeerde dat appellant beperkingen had door rugklachten, maar dat hij in staat was om rugsparend werk te verrichten. De arbeidsdeskundige M. van Tuijl berekende het verlies aan verdienvermogen op 40,9%. Later, in 2008, vond een eenmalige herbeoordeling plaats door arts T.Th. Stout, die de eerder vastgestelde beperkingen handhaafde. Het Uwv herzag de WAO-uitkering van appellant naar de klasse van 35 tot 45%.
Appellant maakte bezwaar tegen deze herziening, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank bevestigde het besluit van het Uwv, waarbij werd geoordeeld dat de medische beperkingen van appellant niet waren onderschat. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden, maar de Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om de eerdere beoordelingen te herzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, waarbij werd vastgesteld dat de medische en arbeidskundige grondslagen voldoende waren onderbouwd.