ECLI:NL:CRVB:2011:BQ5586

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6500 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens overschrijding bezwaartermijn zonder verschoonbare omstandigheden

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar bezwaar tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk werd verklaard. Het Uwv had op 21 april 2009 de uitkering van appellante, die eerder was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, herzien naar 55 tot 65% met ingang van 27 oktober 2009. Appellante maakte bezwaar, maar dit bezwaar werd te laat ingediend, wat leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring door het Uwv op 24 augustus 2009. De rechtbank bevestigde deze beslissing en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten.

In hoger beroep voerde appellante aan dat zij geen uitnodiging voor de zitting had ontvangen en dat de postbezorging in Suriname anders is dan in Nederland. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank de aangevallen uitspraak had gedaan zonder dat appellante de gelegenheid had gehad om haar standpunt ter zitting toe te lichten, wat in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep van appellante ongegrond, maar bevestigde de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar.

De Raad concludeerde dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was, ook niet door de argumenten van appellante over de postbezorging. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, maar het bestreden besluit van het Uwv bleef in stand. De Raad oordeelde dat er geen termen waren voor een vergoeding van griffierecht aan appellante.

Uitspraak

09/6500 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante] wonende te [woonplaats] (Suriname) (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 november 2009, 09/4215 en 09/4865 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op 18 mei 2010 en op 11 februari 2011 vragen beantwoord van de Raad met betrekking tot de verzending van de uitnodiging voor de zitting.
Met toestemming van partijen heeft de Raad vervolgens bepaald dat een zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 21 april 2009 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 27 oktober 2009 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
1.2. Tegen voornoemd besluit heeft appellante op 10 juli 2009, door het Uwv ontvangen op 24 juli 2009, bezwaar gemaakt. Zij heeft aangegeven dat zij voordat zij bezwaar heeft gemaakt, geprobeerd heeft om te werken maar dat zij het werk door haar klachten niet kon volhouden.
1.3. Het tegen het besluit van 21 april 2009 gemaakte bezwaar is bij besluit van 24 augustus 2009 (hierna: bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard, aangezien het bezwaarschrift te laat is ingediend en niet is gebleken dat zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is te achten.
2.1. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.2. De rechtbank heeft vastgesteld dat niet in geschil is dat appellante te laat bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 21 april 2009.
2.3. De vraag of er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding heeft de rechtbank ontkennend beantwoord. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het feit dat appellante na ontvangst van het besluit van 21 april 2009 een poging heeft gedaan om te werken geen bijzondere omstandigheid vormt waardoor appellante niet in de gelegenheid is geweest om tijdig een bezwaarschrift in te dienen.
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij geen uitnodiging voor de zitting bij de rechtbank heeft ontvangen. Voorts heeft appellante herhaald dat zij geprobeerd heeft om te werken alvorens een bezwaarschrift in te dienen. Tevens heeft appellante aangegeven dat de postbezorging in Suriname niet te vergelijken is met de postbezorging in Nederland.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Ingevolge artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden partijen na afloop van het vooronderzoek ten minste drie weken tevoren uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting van de rechtbank te verschijnen.
4.2. De uitnodiging voor de op 6 november 2009 gehouden zitting van de rechtbank, die aan de aangevallen uitspraak is voorafgegaan, is weliswaar op de in artikel 8:37, eerste lid, van de Awb voorgeschreven wijze aan appellante bij aangetekende brief verzonden, maar door appellante is aangevoerd dat de uitnodiging haar pas op 18 november 2009 heeft bereikt. Op verzoek van de Raad heeft de rechtbank het verzendbewijs overgelegd waarop staan vermeld de naam van appellante, de plaats van bestemming, een barcode en de datum 26 oktober 2009. Vervolgens heeft de Raad aan de rechtbank verzocht bij TNTPost na te gaan wanneer de aangetekende brief van 26 oktober 2009 bij appellante is afgeleverd. De rechtbank heeft opnieuw een kopie uit het aantekenboekje overgelegd waarop een andere barcode staat vermeld en de datum 13 november 2009. Gezien de beschikbare gegevens en gelet op het ontbreken van enige aanwijzing van het tegendeel, ziet de Raad geen aanleiding de stelling van appellante dat zij geen uitnodiging voor de zitting heeft ontvangen, in twijfel te trekken. De Raad is van oordeel dat de rechtbank de aangevallen uitspraak heeft gedaan zonder dat was voldaan aan het bepaalde vermeld in artikel 8:56 van de Awb, waardoor appellante niet de gelegenheid heeft gehad om haar standpunt ter zitting van de rechtbank toe te lichten. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak niet rechtsgeldig tot stand is gekomen en derhalve dient te worden vernietigd.
4.3. De zaak kan zonder terugwijzing naar de rechtbank worden afgedaan, nu deze geen nader onderzoek vereist en appellante in hoger beroep de gelegenheid is geboden om haar zaak ten volle te bepleiten.
4.4. In dit geding dient de vraag te worden beantwoord of de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat het Uwv het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
4.5. Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.6. Vaststaat dat appellante de bezwaartermijn als bedoeld in artikel 6:7 van de Awb heeft overschreden. Evenals de rechtbank en met onderschrijving van de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, is de Raad van oordeel dat in hetgeen appellante heeft aangevoerd geen grond is gelegen voor het oordeel dat sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. De Raad voegt hieraan toe dat ook de grond van appellante, dat de postbezorging in Suriname anders werkt dan in Nederland, geen bijzondere omstandigheid vormt waardoor appellante niet in de gelegenheid is geweest om tijdig een bezwaarschrift in te dienen.
4.7. Het voorgaande leidt ertoe dat het hoger beroep van appellante slaagt, dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en dat het bestreden besluit in stand blijft. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep van appellante ongegrond verklaren.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond;
Bepaalt dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 110,- dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van A.H. Hagendoorn-Huls als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2011.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) A.H. Hagendoorn-Huls.
IvR