ECLI:NL:CRVB:2011:BQ5063

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3654 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering door het Uwv

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 11 mei 2010, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 27 mei 2009 besloten dat appellante per 11 februari 2009 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA. Appellante heeft in hoger beroep gronden aangevoerd die zij eerder in beroep naar voren heeft gebracht, maar heeft geen nieuwe argumenten of stukken ingediend ter ondersteuning van haar gronden. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep geen doel treft. De Raad is van mening dat de rechtbank de beroepsgronden op juiste wijze heeft beoordeeld en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

10/3654 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op 29 april 2011
Zitting heeft: J. Brand
Griffier: R.L. Venneman
Uitspraak op het hoger beroep van [Appellante] te [woonplaats] (hierna appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 11 mei 2010, 09/1823
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Ter zitting is verschenen:
Het Uwv, vertegenwoordigd door mr. A.J.G. Lindeman.
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank ongegrond verklaard het beroep van appellante tegen het besluit van 27 mei 2009 waarbij het Uwv, beslissend op bezwaar, heeft gehandhaafd zijn besluit dat voor appellante per 11 februari 2009 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet WIA.
Appellante heeft in hoger beroep gronden aangevoerd die zij reeds in beroep naar voren heeft gebracht. Andere gronden dan zij reeds in beroep naar voren heeft gebracht, heeft appellante niet ingediend. Evenmin heeft appellante deze gronden anders onderbouwd dan zij in beroep heeft gedaan. Appellante heeft ook geen nieuwe stukken ingediend die haar gronden nader ondersteunen.
De rechtbank heeft de bij haar ingediende beroepsgronden op juiste wijze in de aangevallen uitspraak weergegeven. De rechtbank heeft deze gronden beoordeeld en aangegeven waarom deze gronden niet slagen.
Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank dit met juistheid gedaan. De Raad heeft aan de beoordeling van deze gronden door de rechtbank niets toe te voegen.
Het hoger beroep treft mitsdien geen doel.
Waarvan proces-verbaal.
(get.) J. Brand.
(get.) R.L. Venneman.
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
CVG