ECLI:NL:CRVB:2011:BQ5001

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/6323 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en hoger beroep tegen besluit Uwv

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2011, gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De intrekking vond plaats per 25 januari 2009, na een besluit van 20 maart 2009, waarbij het Uwv opnieuw beslissend op bezwaar had geoordeeld. Appellante was van mening dat zij meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen en dat zij de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, niet kon vervullen. Ze betwistte ook de beslissing van de rechtbank Arnhem, die op 13 oktober 2009 had geoordeeld dat het besluit van het Uwv niet vernietigd diende te worden.

Tijdens de zitting werd vastgesteld dat appellante in hoger beroep gronden aanvoerde die zij eerder in beroep had gepresenteerd. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep geen doel trof. De Raad merkte op dat de rechtbank de beroepsgronden op juiste wijze had weergegeven en beoordeeld, en dat er geen nieuwe gegevens waren gepresenteerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De rapportage van de bezwaarverzekeringsarts, die ten grondslag lag aan het besluit van 20 maart 2009, werd niet betwist. De Raad concludeerde dat de aangenomen beperkingen door het Uwv correct waren en dat de eerdere beslissing rechtmatig was.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de Raad heeft aan de beoordeling van de gronden door de rechtbank niets toe te voegen. De zaak werd afgesloten met een bevestiging van de eerdere uitspraak, waarbij de Raad de processtukken en de argumenten van appellante in overweging nam, maar geen aanleiding vond om tot een ander oordeel te komen.

Uitspraak

09/6323 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op 22 april 2011
Zitting heeft: J. Brand
Griffier: D.E.P.M. Bary
Uitspraak op het hoger beroep van [naam appellante] te [woonplaats] (hierna appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 13 oktober 2009, 09/50 en 09/1381,
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Ter zitting is verschenen:
Het Uwv, vertegenwoordigd door mr. W.J. Belder.
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Bij besluit van 20 maart 2009 heeft het Uwv - wederom beslissend op bezwaar - de WAO-uitkering van appellante per 25 januari 2009 ingetrokken.
Appellante acht zich meer beperkt dan door het Uwv is aangenomen. Naar haar stelling kan zij daarom de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet vervullen. Zij acht het dan ook onjuist dat de rechtbank het besluit van 20 maart 2009 niet heeft vernietigd.
De Raad overweegt als volgt.
Appellante heeft in hoger beroep gronden aangevoerd die zij reeds in beroep naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft deze beroepsgronden op juiste wijze in de aangevallen uitspraak weergegeven. De rechtbank heeft deze gronden beoordeeld en aangegeven waarom deze gronden niet slagen.
Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank dit met juistheid gedaan. De Raad heeft aan de beoordeling van deze gronden door de rechtbank niets toe te voegen.
De in hoger beroep ingediende brief van M. van Rooij, verbonden aan de Gelderse Roos te Arnhem, leidt niet alsnog tot het oordeel dat het besluit van 20 maart 2009 onrechtmatig is. In deze brief, die overigens niet ziet op de datum in geding, worden geen gegevens vermeld die niet reeds voor het besluit van 20 maart 2009 bekend waren. Dat op de datum in geding bij appellante sprake was van een paniekstoornis met agorafobie, een matige begaafdheid en vele lichamelijke klachten zonder stoornis is, naar volgt uit de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts die mede ten grondslag ligt aan het besluit van 20 maart 2009, niet in geschil.
Uit de brief van Van Rooij volgt niet dat de in verband hiermede door het Uwv aangenomen beperkingen onjuist zijn.
Het hoger beroep treft mitsdien geen doel.
Waarvan proces-verbaal.
(get.) J. Brand.
(get.) D.E.P.M. Bary.
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep