[Appellant] wonende te Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2010, 06/5577,
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 13 mei 2011
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2011. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van den Berg.
1. Appellant heeft bij brief van 10 november 2006 beroep bij de rechtbank ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de Svb van 23 oktober 2006.
2.1. Bij brief van 23 november 2006 heeft de rechtbank appellant erop gewezen dat hij een griffierecht verschuldigd is van € 38,- en hem in de gelegenheid gesteld het verschuldigde bedrag te voldoen binnen een termijn van vier weken.
2.2. Bij aangetekende brief van 11 januari 2007 heeft de rechtbank appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is hem meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
2.3. De rechtbank heeft bij uitspraak van 29 maart 2007 het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de daarvoor aangegeven termijn is ontvangen en heeft voorts overwogen dat niet is gebleken van enige omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
2.4. Appellant heeft tegen deze uitspraak verzet ingediend en heeft daarbij verzocht om een nieuwe acceptgiro.
2.5. De rechtbank heeft bij uitspraak van 8 januari 2008 het verzet gegrond verklaard, omdat appellant ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld de redenen voor het verzuim kenbaar te maken.
2.6. Bij brief van 2 oktober 2008 heeft de rechtbank appellant alsnog in de gelegenheid gesteld om de redenen van het niet betalen van het griffierecht kenbaar te maken.
2.7. Appellant heeft gereageerd bij brieven van 25 januari 2008, 28 mei 2008 en 4 januari 2010. In deze correspondentie heeft appellant inhoudelijk niets gesteld ten aanzien van het gestelde verzuim.
2.8. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de daarvoor aangegeven termijn is ontvangen, en onduidelijk is gebleven waarom appellant het verschuldigde griffierecht niet binnen de termijn heeft voldaan.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij het griffierecht wel binnen de termijn heeft betaald.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Op grond van de ter beschikking staande gegevens stelt de Raad vast dat het verschuldigde griffierecht niet binnen vier weken na de brief van 11 januari 2007 op de rekening van de rechtbank is bijgeschreven. Hieruit vloeit voort dat de rechtbank terecht het beroep van appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad is niet gebleken van omstandigheden die meebrengen dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant ter zake van de niet-tijdige betaling van het griffierecht niet in verzuim is geweest.
4.3. Op grond van het vorenstaande concludeert de Raad tot bevestiging van de aangevallen uitspraak.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2011.
La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
Confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par E.E.V. Lenos en présence de D.E.P.M. Bary en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 13 mai 2011.