ECLI:NL:CRVB:2011:BQ4621

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2101 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Sociale verzekeringsbank inzake uitkeringen vervolgingsslachtoffers

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant, erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), en de Sociale verzekeringsbank, die als verweerder optreedt. Het geschil betreft de toepassing van de Wuv en de berekening van de uitkeringen die aan de appellant zijn toegekend. De appellant heeft in beroep gesteld dat hij niet het volledige bedrag ontvangt waar hij recht op heeft, als gevolg van de door verweerder gehanteerde berekeningswijze en de fluctuaties in de dollarkoers. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant bij besluit van 7 mei 2007 een vergoeding voor huishoudelijke hulp en een tegemoetkoming voor deelname aan het maatschappelijk verkeer is toegekend, waarbij het maximumbedrag voor huishoudelijke hulp in dollars is vastgesteld.

De Raad heeft het procesverloop en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de berekeningsbeschikking van 31 oktober 2008, maar het bestreden besluit van 5 maart 2009 is door de verweerder ongegrond verklaard. De Raad heeft geconcludeerd dat de werkwijze van de verweerder, die een kwartaalkoers hanteert voor de omrekening van bedragen in vreemde valuta, niet onjuist is. De Raad heeft ook opgemerkt dat de appellant niet heeft betwist dat de door verweerder gehanteerde bedragen correct zijn en dat hij geen proceskostenveroordeling heeft gevraagd.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij de Raad heeft benadrukt dat de vergoeding in euro's moet worden uitgedrukt en dat de appellant niet kan aanspraak maken op een gegarandeerd bedrag in dollars. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

09/2101 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Verenigde Staten, (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad,
thans: de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: verweerder)
Datum uitspraak: 12 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Dit geding, dat aanvankelijk is gevoerd door de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR), is in verband met een wijziging van taken, zoals neergelegd in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (Wet van 15 april 2010, Stb. 2010, 182), voortgezet door de Raad van Bestuur van de Sociale verzekerings-bank. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de voormalige Raadskamer WUV van de PUR.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 5 maart 2009, kenmerk BZ 48082, JZ/U80/2009 (hierna: bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940 1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2011. Voor appellant is [naam gemachtigde], wonende te [plaatsnaam], als gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, geboren in 1927, is door verweerder bij besluit van 7 mei 2007 erkend als vervolgde in de zin van de Wuv. Bij dat besluit zijn hem met ingang van 1 juli 2006 onder meer een vergoeding voor huishoudelijke hulp voor ten hoogste vier uren per week en een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer toegekend. Daarbij is vermeld dat de kosten voor huishoudelijke hulp worden vergoed tot een maximumbedrag dat per ingangsdatum van deze toekenning US$ 15,-- per uur bedraagt. Voor de voorziening voor deelname aan het maatschappelijk verkeer geldt per ingangsdatum een normbedrag van € 126,60 per maand.
1.2. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de berekeningsbeschikking van 31 oktober 2008 met betrekking tot de uitbetaling van de onder 1.1 genoemde voorzieningen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard.
2. Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.
2.1. Appellant voert aan dat hij in de praktijk niet volledig ontvangt waar hij volgens het toekenningsbesluit van 7 mei 2007 recht op heeft. Dit is het gevolg van de door verweerder gehanteerde berekeningswijze en de wisselende dollarkoers. Hij heeft erop gewezen dat de vergoeding voor huishoudelijke hulp hem in dollars is toegekend.
2.2. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat verweerder bij de uitbetaling van de vergoeding voor huishoudelijke hulp zonder meer het maximumbedrag van US$ 15, per uur aanhoudt. Dit normbedrag wordt omgerekend in euro's. Daarbij wordt een wisselkoers gebruikt die het gemiddelde vormt van de koersen over het laatstverstreken kwartaal (de kwartaalkoers). Het aldus vastgestelde bedrag in euro's, vermeerderd met het eurobedrag van de voorziening voor deelname aan het maatschappelijk verkeer, wordt maandelijks per bank aan appellant overgemaakt. De bank schrijft de tegenwaarde in dollars volgens de geldende dagkoers bij op de rekening van appellant en brengt daarbij mogelijk nog bankkosten (transferkosten) in rekening.
2.3. Voor zover appellant stelt dat hij op grond van het toekenningsbesluit van 7 mei 2007 recht heeft op een vast bedrag in dollars, kan de Raad hem niet volgen. Verweerder heeft uiteengezet dat het maximumbedrag voor de huishoudelijke hulp in dollars is uitgedrukt om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de plaatselijke situatie. Dit geeft een beter inzicht in de feitelijke omvang van de toegekende voorziening. Het voorkomt ook dat die omvang wijzigt naarmate de wisselkoers verandert. Dit neemt echter niet weg dat de vergoeding een Nederlandse uitkering is, die in Nederlandse valuta (euro's) moet worden uitgedrukt. De overige toegekende voorzieningen luiden eveneens in euro's. Gelet op deze toelichting, acht de Raad aannemelijk dat het in het toekenningsbesluit genoemde maximale uurtarief van US$ 15, is bedoeld als maatstaf voor de maandelijkse uitkering van een bedrag in euro's. Verder laten de bewoordingen van het besluit, zoals onder 1.1 weergegeven, duidelijk de mogelijkheid open dat appellant in feite minder dan US$ 15, zal ontvangen. Van een gegarandeerd te ontvangen bedrag in dollars is hier dus geen sprake.
2.4. Ook overigens kan de Raad de onder 2.2 geschetste werkwijze van verweerder niet voor onjuist houden. Het aanhouden van een kwartaalkoers bij de omrekening van bedragen in vreemde valuta, ter bepaling van de hoogte van het door verweerder uit te betalen bedrag, is al eerder aanvaardbaar geoordeeld (CRvB 17 november 2005, LJN AU7429). Daarbij is in aanmerking genomen dat het hanteren van feitelijke dagkoersen wegens de daaraan verbonden uitvoeringstechnische problemen in redelijkheid niet van verweerder kan worden gevergd. De Raad voegt daaraan nog toe dat het toepassen van een kwartaalkoers voor de betrokkene, in vergelijking met de geldende dagkoers, evenzeer voordeel als nadeel kan opleveren.
2.5. De door verweerder gehanteerde bedragen zijn op zichzelf door appellant niet bestreden. Blijkens het bezwaarschrift heeft appellant ook de in het internationale betalingsverkeer optredende bankkosten niet aan de orde willen stellen. Dit alles betekent dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2011.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) I. Mos.
HD