ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3662

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/6008 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering en dringende redenen voor afzien van intrekking

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht. Appellant ontving vanaf 20 augustus 2004 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na de ontruiming van zijn woning op 9 december 2008, heeft hij op 19 januari 2009 nieuwe woonruimte betrokken. Het College heeft op 19 juni 2009 het besluit van 19 februari 2009 herroepen en de intrekking van de bijstandsuitkering vastgesteld van 10 december 2008 tot en met 18 januari 2009. Het College oordeelde dat er geen zeer dringende redenen waren om van intrekking af te zien.

Appellant heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 27 september 2010 hoger beroep ingesteld. Hij stelde dat zijn uitzichtloze situatie, veroorzaakt door de ontruiming, een dringende reden vormde om de intrekking van de bijstandsuitkering te heroverwegen. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 3 mei 2011 geoordeeld dat het College op goede gronden heeft vastgesteld dat er geen dringende redenen aanwezig waren om van intrekking af te zien. De Raad benadrukte dat dringende redenen alleen kunnen worden aangenomen in gevallen met onaanvaardbare sociale of financiële consequenties, en dat de omstandigheden van appellant niet uitzonderlijk genoeg waren om van het beleid af te wijken.

De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het College in overeenstemming met het geldende beleid heeft gehandeld. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van J. van Dam als griffier.

Uitspraak

10/6008 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 27 september 2010, 09/1327, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht (hierna: College)
Datum uitspraak: 3 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D. Osmic, advocaat te Maastricht, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 22 maart 2011, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontving vanaf 20 augustus 2004 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Op 9 december 2008 is de woning van appellant ontruimd. Met ingang van 19 januari 2009 heeft hij nieuwe woonruimte betrokken.
1.2. Bij besluit van 19 februari 2009 heeft het College, voor zover hier van belang, de bijstand van appellant met toepassing van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a, van de WWB ingetrokken over de periode van 9 december 2008 tot en met
18 januari 2009, omdat hij in strijd met de op hem rustende inlichtingenverplichting niet aannemelijk heeft gemaakt waar hij gedurende deze periode heeft verbleven.
1.3. Bij besluit van 19 juni 2009 heeft het College, voor zover hier van belang, het besluit van 19 februari 2009 herroepen ten aanzien van de periode van intrekking en deze nader vastgesteld op 10 december 2008 tot en met 18 januari 2009. Het College heeft verder overwogen dat geen sprake is van zeer dringende redenen op grond waarvan afgezien dient te worden van intrekking van de uitkering.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 19 juni 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat de uitzichtloze positie waarin hij verkeerde - hij was uit zijn huis gezet en heeft getracht zo snel mogelijk een andere woning te vinden - moet worden aangemerkt als dringende redenen om van intrekking af te zien.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat uitsluitend in geding is de vraag of het College op goede gronden heeft geoordeeld dat in de situatie van appellant geen dringende redenen aanwezig zijn op grond waarvan van intrekking zou moeten worden afgezien.
4.2. Het College hanteert het beleid dat van intrekking kan worden afgezien indien sprake is van zeer dringende reden. Dringende redenen kunnen naar vaste rechtspraak van de Raad slechts gelegen zijn in onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties van een intrekking voor de betrokkene. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt.
4.3. Het College heeft aangegeven dat alle (bekende) omstandigheden zijn meegewogen en dat niet gebleken is van voor appellant onaanvaardbare consequenties als gevolg van de intrekking van de bijstand. Daarbij heeft het College mede betrokken het feit dat de periode waarover het recht op uitkering is ontzegd relatief kort is.
4.4. De Raad stelt vast dat het College heeft gehandeld in overeenstemming met het ter zake van intrekking gehanteerde beleid. In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Raad geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan het College van dit beleid had moeten afwijken.
4.5. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van J. van Dam als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2011.
(get.) J.N.A. Bootsma.
(get.) J. van Dam.
HD