ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3651

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4307 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies in het kader van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 mei 2011 uitspraak gedaan in deze zaak. Appellant had eerder een WAO-uitkering ontvangen, die was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uwv had echter besloten om deze uitkering met ingang van 19 april 2008 in te trekken en later te herzien naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25% per 2 oktober 2008.

De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de (bezwaar)verzekeringsartsen zijn uitgegaan van te geringe medische beperkingen. De Raad heeft echter ook geconcludeerd dat de functie van leerplichtambtenaar, die in de schatting was betrokken, niet geschikt is voor appellant vanwege zijn beperkingen met trappenlopen. Hierdoor resteerden er onvoldoende functies voor een goede arbeidskundige schatting.

De Raad heeft het besluit van het Uwv vernietigd voor zover het de herziening van de WAO-uitkering betreft en heeft bepaald dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant ongewijzigd 80 tot 100% blijft. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn vastgesteld op € 1.127,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de geschiktheid van functies in relatie tot de medische beperkingen van de betrokken persoon.

Uitspraak

09/4307 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[woonplaats] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 15 juli 2009, 08/4205 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 4 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C. van der Steen, regiojuriste van CNV Publieke Zaak, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingezonden en rapportages van zijn bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2011. Appellant en zijn gemachtigde zijn met bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.L. Clemens.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 19 februari 2008 heeft het Uwv de aan appellant toegekende uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 19 april 2008 ingetrokken.
1.2. Beslissend op het bezwaar van appellant heeft het Uwv bij besluit van 1 augustus 2008 zijn besluit van 19 februari 2008 niet gehandhaafd en vastgesteld dat de WAO-uitkering met ingang van 2 oktober 2008 wordt ingetrokken.
1.3. Nadat namens appellant beroep was ingesteld heeft het Uwv op 28 januari 2009 een nieuw besluit op bezwaar genomen. Hij heeft daarbij zijn besluit van 1 augustus 2008 ingetrokken, zijn besluit van 19 februari 2008 herroepen, bepaald dat de WAO-uitkering met ingang van 19 april 2008 wordt vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en die uitkering met ingang van 2 oktober 2008 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 1 augustus 2008 niet-ontvankelijk verklaard met bepalingen over proceskosten en griffierecht en het beroep tegen het besluit van 28 januari 2009 ongegrond.
3.1. Het hoger beroep van appellant richt zich tegen het oordeel van de rechtbank over de bij het besluit van 28 januari 2009 vastgestelde herziening van de uitkering met ingang van 2 oktober 2008 en tegen het toegewezen bedrag aan proceskosten. Appellant heeft gesteld dat zijn beperkingen voor het verrichten van arbeid zijn onderschat omdat niet langer een urenbeperking is aangenomen, en dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet voor hem geschikt zijn. Hij heeft verder een beroepsgrond gericht tegen de vaststelling van het maatmaninkomen.
3.2. Het Uwv heeft zich achter het oordeel gesteld van de rechtbank over het besluit van 28 januari 2009. Hij heeft met een rapportage van zijn bezwaararbeidsdeskundige uiteengezet dat het maatmaninkomen juist is vastgesteld aan de hand van gegevens die appellant heeft ingebracht. Ter zitting heeft de gemachtigde van het Uwv betoogd dat de rechtbank de proceskostenvergoeding goed heeft berekend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Het betoog van appellant dat zijn rugklachten en de daarmee samenhangende slaap- en opstartproblemen noodzaken tot het aannemen van een urenbeperking op energetische gronden is een herhaling van hetgeen hij in beroep naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft de beroepsgronden tegen de medische beoordelingen die ten grondslag liggen aan het besluit van 28 januari 2009 gemotiveerd verworpen. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht die betrekking heeft op zijn gezondheidstoestand op 2 oktober 2008. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de (bezwaar)verzekeringsartsen zijn uitgegaan van te geringe medische beperkingen.
4.2.1. De Raad deelt niet het oordeel van de rechtbank over de geschiktheid in medisch opzicht van alle aan de schatting ten grondslag gelegde functies van leerplichtambtenaar.
4.2.2. In het Resultaat functiebeoordeling is vermeld dat in de functie met nummer 9011-0071-002 trappenlopen voorkomt “niet dagelijks tijdens 2 werkuren 2 maal ongeveer 60 treden achtereen (bij bezoek aan school paar keer per week, tot 4 verdiepingen, vaak geen lift; bij huisbezoek)”. Volgens de beschrijving van de inhoud van de functie legt deze leerplichtambtenaar ongeveer eenmaal per week een huisbezoek af en bezoekt hij twee of drie scholen per week.
4.2.3. In de Functionele Mogelijkheden Lijst is opgenomen dat appellant voor trappenlopen licht beperkt is. Appellant wordt in staat geacht om in één keer een trap op en af te lopen (verdieping van een woonhuis). Volgens de Gebruikershandleiding CBBS gaat het daarbij om een trap met 13 tot 19 treden. Trappenlopen wordt als onderbroken beschouwd als daarvoor een substantieel andere activiteit in de plaats komt. De recuperatietijd is een minuut. Het beklimmen van een etage en binnen een minuut doorgaan naar een volgende etage is aaneengesloten trappenlopen. Met zijn in beroep gegeven toelichting dat er maar weinig scholen en woningen zijn met vier verdiepingen en zonder lift en dat appellant het trappenlopen kan onderbreken door te rusten op het bordes dan wel in eigen tempo te lopen, heeft de bezwaararbeidsdeskundige de Raad – anders dan de rechtbank – niet overtuigd van de geschiktheid van deze functie. De beschreven functiebelasting maakt juist duidelijk dat deze leerplichtambtenaar werkzaam is in een omgeving waarin te bezoeken scholen en woningen staan tot en met vier verdiepingen hoog, waarin geen lift is aangebracht. Uit de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen kan niet worden afgeleid dat zij appellant in staat achten tot een zwaardere belasting aan trappenlopen dan in één keer een trap op en af als hij dit doet in een eigen tempo. Nergens uit blijkt dat bij het bepalen van de mogelijkheid van een verzekerde om trappen te lopen of bij het beschrijven van de belasting van trappenlopen in een functie het tempo van trappenlopen een beoordelingspunt is. Als er geen normtempo is, valt ook niet vast te stellen dat een lager tempo een zwaardere belasting bestaande uit het beklimmen van meer treden compenseert. Met de toelichting dat het trappenlopen kan worden onderbroken door te rusten op het bordes, heeft de bezwaararbeidsdeskundige niet voldoende gemotiveerd dat het in de functie van leerplichtambtenaar, als de gesprekspartners zich bevinden op de vierde verdieping van een school of woning, voor de functionaris mogelijk is om na het beklimmen van elke etage ten minste een volle minuut te pauzeren alvorens de trap naar de volgende etage te bestijgen. De conclusie is dat de functie van leerplichtambtenaar met nummer 9011-0071-002 niet bij de schatting kan worden betrokken.
4.2.4. In de functies van leerplichtambtenaar met nummers 9011-0063-005 en 9011-0063-007 komt trappenlopen volgens het Resultaat functiebeoordeling niet voor. Deze functies vertegenwoordigen samen maar vier arbeidsplaatsen en dat is voor een schatting in het geval van appellant onvoldoende.
4.3. Met het wegvallen van de functie van leerplichtambtenaar resteren voor de schatting de functies van arbeidsdeskundige en productiemedewerker industrie. De Raad kan de vraag daarlaten of de belasting in alle geselecteerde functies van arbeidsdeskundige in overeenstemming is met de belastbaarheid van appellant, nu met resterende functies vallend onder twee Sbc-codes de schatting een onvoldoende arbeidskundige grondslag heeft. Het besluit van 28 januari 2009 kan niet in stand blijven voor zover daarbij de WAO-uitkering met ingang van 2 oktober 2008 is verlaagd. De Raad zal dit besluit in zoverre vernietigen en bepalen dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op 2 oktober 2008 ongewijzigd 80 tot 100% is. De beroepsgrond gericht tegen het maatmaninkomen behoeft geen bespreking. Omdat het hoger beroep slaagt en de Raad de proceskostenveroordeling zal bepalen, geldt hetzelfde voor de beroepsgrond gericht tegen het bedrag dat de rechtbank aan proceskosten heeft toegewezen. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen voor zover appellant deze heeft aangevochten.
5. Het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant. De Raad stelt deze kosten op € 805,- voor rechtsbijstand in beroep en € 322,- voor rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1.127,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 28 januari 2009 gegrond en vernietigt dit besluit voor zover daarbij de WAO-uitkering met ingang van 2 oktober 2008 is herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%;
Bepaalt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant met ingang van 2 oktober 2008 ongewijzigd 80 tot 100% is en dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit van 28 januari 2009;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.127,-;
Bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 110,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en T. Hoogenboom en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2011.
(get.) M.A. van Amerongen.
JL