ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3471

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-15 MPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake ambtenarenrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2011 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 13 november 2008. Verzoeker, woonachtig in Zuid-Afrika, had verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad, waarin zijn verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 15 januari 2004 niet-ontvankelijk was verklaard. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 3 maart 2011, waarbij verzoeker niet aanwezig was, maar de minister was vertegenwoordigd door mr. M.H.J. Geldof van Doorn.

De Raad overwoog dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Verzoeker had in zijn verzoek gewezen op chaotische toestanden bij de postkantoren, maar de Raad kon geen nieuwe feiten of omstandigheden ontdekken die voldeden aan de vereisten van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad concludeerde dat verzoeker met zijn verzoek een hernieuwde discussie wilde voeren op basis van reeds bekende gegevens, wat niet mogelijk is met het rechtsmiddel van herziening.

Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. De Raad achtte ook geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 14 april 2011.

Uitspraak

10/15 MPW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van :
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (Zuid-Afrika), (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 november 2008, 07/3679 MPW,
in het geding tussen
verzoeker
en
de Staatssecretaris van Defensie, thans de Minister van Defensie (hierna: minister),
Datum uitspraak: 14 april 2011
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij brief van 31 oktober 2009 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 november 2008, 07/3679 MPW.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2011. Daar is verzoeker, zoals tevoren bericht, niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H.J. Geldof van Doorn, werkzaam bij de Stichting Pensioenfonds ABP.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.2. Bij uitspraak van 10 december 2007, 07/3679 MPW, heeft de Raad het door verzoeker ingediende verzoek om herziening van de door de Raad op 15 januari 2004, 02/6515 MPW gegeven uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Bij de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht heeft de Raad het door verzoeker gedane verzet tegen die uitspraak van 10 december 2007 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de voorgeschreven verzetstermijn.
2. Bij zijn verzoek om herziening heeft verzoeker onder meer gewezen op de chaotische toestanden bij de postkantoren. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft verzoeker krantenknipsels bijgevoegd.
3. Het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening is niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
3.1. In hetgeen verzoeker bij zijn verzoek om herziening heeft aangevoerd heeft de Raad geen feiten of omstandigheden kunnen ontdekken die voldoen aan de drie in artikel 8:88 van de Awb omschreven vereisten. De Raad moet dan ook vaststellen dat door verzoeker met het onderhavige verzoek is beoogd op basis van reeds bekende gegevens een - bij het rechtsmiddel van herziening niet passende - hernieuwde discussie te voeren.
4. Voor zover verzoeker met het onderhavige verzoek ook heeft bedoeld de uitspraak van 15 januari 2004, 02/6515 MPW, te herzien stelt de Raad vast dat ook dit (herhaalde) verzoek geen nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid bevat. De Raad concludeert dan ook dat verzoeker wederom op al bekende argumenten een hernieuwde discussie wenst te voeren over de betreffende zaak en over de juistheid van die uitspraak. De Raad vermeldt nogmaals dat dit niet mogelijk is met het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening.
5. Het voorgaande brengt mee dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
6. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en H.C.P. Venema en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2011.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) I. Mos.
HD