ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2293
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet gegrond verklaard in hoger beroep inzake griffierecht bij de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 1 december 2009. De Raad heeft het verzet van appellant gegrond verklaard, omdat de zaak samenhangt met een andere zaak waarin appellant tijdig het griffierecht had betaald. De Raad oordeelde dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht in de onderhavige zaak geen gevolgen hadden mogen worden verbonden. Appellant had eerder verzet aangetekend tegen een uitspraak van de Raad van 16 april 2010, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet op tijd had gereageerd op een brief van de Raad waarin hem werd medegedeeld dat de wet geen mogelijkheid biedt voor vermindering of vrijstelling van het griffierecht. Appellant had verzocht om kwijtschelding van het griffierecht, maar de Raad had hem de mogelijkheid geboden om bijzondere bijstand aan te vragen voor de kosten van het griffierecht. De Raad concludeerde dat het verzet gegrond was, waardoor de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek in de zaak werd voortgezet. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M. Mostert als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.