[Appellant] (hierna: appellant), wonende te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 26 november 2008, 09/3189 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout (hierna: College)
Datum uitspraak: 5 april 2011
Appellant heeft beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 22 februari 2011. Partijen zijn, zoals vooraf bericht, niet verschenen.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft op 20 december 2007 twee brillen aangeschaft. De kosten van de aanschaf van de eerste bril zijn door de ziektekostenverzekeraar van appellant vergoed. De kosten van aanschaf van de tweede bril, die als gevolg van een kortingsactie slechts € 50,-- bedroegen, zijn voor rekening van appellant gebleven. Op 19 februari 2008 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de tweede bril. De aanvraag is bij besluit van het College van 13 maart 2008 afgewezen.
1.2. Bij besluit van 24 juni 2008 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 13 maart 2008 ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd, voor zover in dit geding van belang, dat geen sprake is van noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
24 juni 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2. Appellant stelt dat hij gewoon niet zonder reservebril kan. Deze stelling treft geen doel. Appellant heeft niet op basis van objectieve gegevens aangetoond dat het hebben van een reservebril in zijn situatie wegens bijzondere omstandigheden noodzakelijk is.
4.3. Appellant heeft verder naar voren gebracht dat hij prijsbewust heeft gehandeld en dat de gemeente Oosterhout door deze procedure inmiddels veel meer kwijt is dan de door hem gevraagde bijstand van € 50,--. De Raad acht deze beroepsgronden, wat daarvan ook zij, binnen het hier aan de orde zijnde beoordelingskader niet relevant.
4.4. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 24 juni 2008 terecht ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraak komt dus voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2010.