ECLI:NL:CRVB:2011:BQ0422

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/2682 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag hoog persoonlijk kilometerbudget op medische gronden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar aanvraag voor een hoog persoonlijk kilometerbudget (pkb) werd afgewezen. Appellante, geboren in 1926 en lijdend aan invaliderende artrose, had op 31 oktober 2008 een aanvraag ingediend bij Argonaut Advies B.V. voor een hoog pkb, omdat zij volgens haar huisarts niet in staat zou zijn om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Argonaut heeft de aanvraag echter afgewezen, na beoordeling door artsen die concludeerden dat appellante met de juiste begeleiding en hulpmiddelen, zoals een rolstoel, wel in staat zou zijn om met de trein te reizen.

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 16 februari 2011 heeft appellante, vertegenwoordigd door haar dochter, haar bezwaren tegen de uitspraak van de rechtbank toegelicht. Appellante voerde aan dat het reizen met begeleiding te vermoeiend voor haar is en dat er geen persoonlijke begeleiding beschikbaar is. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de in het Protocol neergelegde toekenningscriteria niet onredelijk zijn en dat appellante op basis van de medische rapporten niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet met begeleiding kan reizen.

De Raad oordeelde dat de stelling van appellante over de vermoeidheid en het gebrek aan begeleiding niet voldoende was om af te wijken van het Protocol. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 30 maart 2011.

Uitspraak

10/2682 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 april 2010, 09/1528 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellante
en
Argonaut Advies B.V. (hierna: Argonaut)
Datum uitspraak: 30 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft haar dochter [naam dochter] hoger beroep ingesteld.
Argonaut heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2011. Namens appellante is verschenen [naam dochter]. Argonaut heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Stové en S.J. Heemstra, werkzaam bij Argonaut.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante, geboren in 1926 en lijdend aan invaliderende artrose, heeft op 31 oktober 2008 bij Argonaut een voorziening aangevraagd in de vorm van een hoog persoonlijk kilometerbudget (hierna: hoog pkb). Bij die aanvraag heeft zij verwezen naar een verklaring van haar huisarts P. Reemers van 24 oktober 2008, waarin deze aangeeft dat appellante niet is staat is om van het openbaar vervoer gebruik te maken.
1.2. Naar aanleiding van de aanvraag heeft J. Roukema (hierna: Roukema), arts bij Argonaut, in een rapport van 14 december 2008 geconcludeerd dat van appellante verwacht mag worden dat zij onder begeleiding en met gebruikmaking van een hulpmiddel, zoals een rolstoel, gebruik kan maken van de trein. De (chronische) medische beperkingen van appellante maken het reizen per trein niet onmogelijk.
1.3. Argonaut heeft de aanvraag van 31 oktober 2008 bij besluit van 15 december 2008 afgewezen.
1.4. Naar aanleiding van het tegen het besluit van 15 december 2008 gemaakte bezwaar heeft de arts T. Schraven (hierna: Schraven), werkzaam bij Argonaut, in zijn rapport van 5 maart 2009 onder meer geconcludeerd dat de beperkingen van appellante kunnen worden ondervangen door gebruik te maken van hulp(middelen) als Valys, NS assistentieverlening, begeleiding en/of een (leen)rolstoel. Er is voorts geen sprake van een uitzonderlijke situatie die afwijking van de criteria zoals die zijn neergelegd in het Protocol inzake de afhandeling van indicatie aanvragen hoog persoonlijk kilometerbudget Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten, versie 1 oktober 2007, (hierna: Protocol) kunnen rechtvaardigen.
1.5. Bij besluit van 13 maart 2009 heeft Argonaut het bezwaar van appellante tegen het besluit van 15 december 2008 onder verwijzing naar het rapport van 5 maart 2009 van de arts Schraven ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 13 maart 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Aangevoerd is dat het reizen met begeleiding en hulp van Valys en NS veel langer duurt en daardoor te vermoeiend voor haar is en dat er geen persoonlijke begeleiding voor appellante beschikbaar is. Voorts is een beroep gedaan op de mogelijkheid van Argonaut om van het Protocol af te wijken wegens bijzondere omstandigheden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt bij zijn beoordeling voorop dat de in het Protocol neergelegde toekenningscriteria de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten gaan.
4.2. Daarvan uitgaande moet worden beoordeeld of appellante op grond van objectieve medische en ergonomische redenen in staat is om al dan niet met begeleiding met de trein te reizen.
4.3. De Raad is van oordeel dat op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet aannemelijk is geworden dat appellante op medische gronden met behulp van een begeleider geen gebruik zou kunnen maken van de trein. Hij kent voor dat oordeel doorslaggevende betekenis toe aan de rapporten van Roukema en Schraven van 14 december 2008, respectievelijk 5 maart 2009. In de verklaring van de huisarts van 24 oktober 2008 ziet de Raad, anders dan appellante, geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. In de genoemde verklaring is niet ingegaan op alle vormen van begeleiding die de Valysregeling biedt. De verklaring weerlegt niet het standpunt van de Argonautartsen Roukema en Schraven dat appellante wel met een begeleider, NS-assistentieverlening, hulp van de Valys-chauffeur en eventueel met een (leen)rolstoel gebruik kan maken van de trein. Daargelaten de vraag of de eis mag worden gesteld, zoals door Argonaut is gesuggereerd, dat vermoeidheid alleen een grondslag voor toekenning van een hoog pkb kan zijn wanneer hierdoor een medisch nadeliger situatie ontstaat die van blijvende aard is, is door appellante niet met medische stukken aangetoond dat vermoeidheid in het geval van appellante een belemmering vormt voor het maken van treinreizen in het kader van de Valysregeling.
4.4. De stelling van appellante dat er geen begeleiding beschikbaar is om met haar mee te reizen leidt de Raad niet tot een ander oordeel. In het licht van de beperkte strekking van het Protocol ligt het op de weg van de betrokkene zelf om te zorgen voor een begeleider.
4.5. De Raad is ten slotte niet gebleken van omstandigheden die er toe zouden moeten leiden dat in het onderhavige geval sprake is van een zodanig bijzondere situatie dat zou moeten worden afgeweken van het Protocol.
4.6. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet en moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2011.
(get.) R.M. van Male.
(get.) J. de Jong.
HD